Willard Collins
Willard Collins
Geboren: 7 juli 1926
Woonplaats: New Albany, Indiana
Hij was een vriend van William Branham, en een bondgenoot in de Branham Tabernakel voordat hij de voorganger werd in 1974.
In 1955, ik was 29 jaar oud en voorganger van een Methodisten kerk in Kentucky, ongeveer 70 mijl stroomafwaarts de Ohio Rivier vanuit Jeffersonville. Ik was van plan om naar Atlanta, Georgia te gaan, voor bijscholing, toen ik hoorde dat Broeder Branham te Macon zou zijn voor samenkomsten. Omdat ik over hem gehoord had, maar hem nog nooit gezien had, besloot ik om een week vroeger te gaan en zelf te zien hoe die diensten waren. Op een of andere wijze voelden mijn vrouw en ik dat er iets was met hem, maar we wisten niet wat.
Satan probeerde op elke mogelijke wijze ons te verhinderen om naar die samenkomsten te gaan. Onze zoon Michael, was nog een kleine baby en we hadden een dame die hem zou oppassen als we weg waren. Naomi ging een avond naar de dienst, toen begon ze zich zorgen te maken over de baby. Ze belde naar huis en de dame zei: “Hij huilde sinds jullie vertrokken. Ik bracht hem naar de dokter, maar hij zei dat de baby jullie alleen maar mistte, dat was alles.” Wel, Naomi kon dit niet meer aan, dus bracht ik haar naar huis, en keerde onmiddellijk terug naar Macon. Ik sliep zelfs niet, dus was het werkelijk een harde rit voor mij.
In die tijd had ik een maagzweer. Het was zo slecht dat toen ik een verzekering wou afsluiten, ze naar mijn medisch attest keken en weigerden me te verzekeren.
Ik wou zien of die dingen die gebeurden in Broeder Branhams samenkomsten echt waren of niet. Nadat ik weer in Macon was, zat ik op een avond, tijdens de gebedsrij, naast twee dames. Een dame ging door de gebedsrij en Broeder Branham zei haar hoeveel operaties ze doorstaan had, en ik geloof dat hij zei dat hij een grote dokter zag met een bril op die de operaties deed. Hij zei: “Ze waren niet succesvol. Je bent niet van deze stad. Je bent van Augusta, Georgia. Uw naam is … en hij zei haar naam, dan zei hij: en uw huisnummer is … en hij zei het huisnummer. Dan zei hij: “Jezus Christus geneest u.” De dame die naast mij zat zei: “Oh neen, deze keer is hij verkeerd. Ik ken die dame, en ze woont daar niet.” Ik moest dat even ontrafelen. En toen ik het deed, begreep ik dat de beide dames die naast me zaten niet wisten dat de dame van de gebedsrij, slechts twee dagen voordien verhuisde naar dit nieuwe adres! Hierna, wou ik in die gebedsrij komen, maar blijkbaar wou iedereen dit.
De samenkomst werd gehouden in een voetbalstadium, en het was Broeder Banks Wood die Broeder Branham elke avond in het stadium bracht. Ik vergeet dit nooit, ze kwamen in een Buick, en er was geen spatje vuil op te bespeuren. Het viel mij ook op dat de jongens die de bandopnames maakten van de diensten op vouwstoelen zaten direct beneden voor het podium. Ik had ook een vouwstoel in mijn vrachtwagen, dus ik ging hem halen en zette me daar bij hen!
Die avond bad Broeder Branham voor de zieken, en hij kwam het podium af om voor rolstoel- en draagbaar gevallen te bidden. Toen hij achter ons voorbijging, (waar ik zat met de jongens die de banden maakten) stopte hij en legde zijn hand op mijn schouder. Hij zei: “Vader, genees hem; hij is ook ziek” en hij liep door. Toen hij weer op het podium kwam vertelde hij het gehoor: “Waarschijnlijk kon u het niet zien, maar de Engel van de Heer bracht me bij elk persoon naar wie ik ging toen ik het podium verliet.” Die avond kocht ik me een hamburger met een grote ajuin en ik at hem op. Sedert die tijd kon ik op die wijze verder eten.
Overal voorin het gehoor, bij het podium, stond het vol met draagbaren en rolstoelen, het was net alsof er een verschrikkelijke ramp gebeurd was, als een storm, en dat er veel mensen gekwetst waren. Ik wou elke avond vroeg gaan, en op een avond zag ik een oude heer binnenbrengen, een zwarte man, op een veldbed. Ik ging naar hem toe om met hem te praten en vernam dat hij al 17 jaar bedlegerig was. Zijn armen waren werkelijk dun, enkel vlees en beenderen. Die avond, op het einde van de gebedsrij, draaide Broeder Branham zich naar die oude man en zei: “Wil je van dat veldbed afkomen?” Hij zei: “Ja, mijnheer.” Broeder Branham zei: “In de Naam van Jezus Christus, sta op.” Hij gooide zijn benen over de rand van het veldbed, en enkele vrienden hielpen hem een beetje om zijn evenwicht te vinden. Je weet hoe het is, als je ooit eens voor een week in bed moest blijven, je kunt bijna niet meer stappen, en hij was al 17 jaar in bed! Hij wandelde over het voetbalveld, en ik geloof niet dat hij nog terugkeerde om dat veldbed op te halen.
Na die diensten, kwam ik terug naar Atlanta om in de Emory universiteit naar de ‘voorgangers school’ te gaan. Omdat het gefundeerd is op de leringen van John Wesley, zou je denken dat het een geestelijke school was, maar de leraar begon met de Godheid van Jezus Christus te ontkennen. Op een dag kwam hij en zei lachend: “Kunt u zich Broeder Noach voorstellen, 500 jaar oud, en in de ‘fleur’ van zijn leven te zijn? Dat is dwaasheid. Noach leefde geen 550 jaren en stierf. In werkelijkheid was het zijn stam die uitstierf in die tijdspanne. Het was gewoon het einde van de stam.” Ik stak mijn hand op, en ik herinner me hoe hij me aankeek over zijn bril heen, en ik zei: “Dr. Boyd, ik vroeg me af, toen Henoch werd opgenomen, was het één man of een hele stam?” In die klas waren ongeveer 150 predikers, en ze begonnen te lachen. Natuurlijk had Dr. Boyd daar geen antwoord op. Korte daarna verliet ik de Methodisten kerk en verhuisde naar Charlestown, Indiana, net beneden de weg van de Tabernakel in Jeffersonville.
Ik had Broeder Banks Wood ontmoet in Macon, en ik schatte hem zeer hoog. Na de verhuis naar Charlestown, ging ik hem op een dag bezoeken. Hij woonde naast Broeder Branham in Ewing Lane, en tussen hun huizen was er een groot veld. Toen ik opreed, was Broeder Banks dat veld aan het maaien, hij stopte om me te begroeten. Daar was nog een andere kerel bij hem, zonder hemd, en die maaide verder. Het was Broeder Branham. Toen hij tot bij ons kwam zei Broeder Banks: “Broeder Billy, dit is die Methodisten prediker die genezen werd in de Macon samenkomst.” Hij stopte de grasmaaier, stak zijn hand uit en zei: “Zo, jij bent die Methodisten prediker ?” Ik zei: “Ja, mijnheer, maar ik ga uit van de Methodisten kerk.” Hij zei: “Oh, doet u dat?” alsof hij verwonderd was. Ik zei: “Ja, mijnheer.” Hij zei: “Wel, ik zal je zeggen hoe je het moet doen. Wees zo vredig als mogelijk. Ik zal voor je bidden.” Voor ik vertrok, vroeg ik hem te bidden voor mijn vrouw, omdat ze zich niet goed voelde. Hij sprak een ogenblik en zei: “Bidt samen met mij voor je vrouw. Ze heeft reumatische artritis en dat is de kreupel makende soort.” Vandaag is ze bijna 80 jaar oud, en nog steeds beweeglijk.
Hierna kwamen Broeder en Zuster Branham en Broeder en Zuster Wood naar ons huis om te dineren. We moesten buiten zitten aan een picknicktafel, omdat er geen plaats was voor iedereen in onze kleine trailer. Naomi was zenuwachtig, ze had haar uiterste best gedaan om alles klaar te zetten. We zaten aan de picknicktafel en Broeder Branham dankte, dan zei hij aan Naomi: “Zuster slechts een ding ontbreekt.” Zij dacht: “Oh lieve, wat ben ik vergeten?” Broeder Branham zei: “De huwelijks sla: laat ons even alleen!” Hierna, werden we dikke vrienden. Broeder Branham zou zijn kinderen brengen om de onze te bezoeken, en omgekeerd. Als hij kwam en een tijdje bij ons bleef, was de Heilige Geest nog voor enkele dagen te bespeuren. Er was niets zoals dat.
We gingen verschillende keren op eekhoornjacht, en als hij in het bos was zou hij dikwijls één hand opheffen en zingen: “Er zal licht zijn in de avondtijd…” zo blij was hij.
Op een bepaald moment, besloot ik, omdat ik zo verkeerd was in de Methodistenkerk, ik gewoonweg uit de bediening zou stappen. Ik had het aan niemand verteld maar ik dacht erover. Op een morgen, gingen Broeder Branham, Broeder Banks en ikzelf ontbijten in een restaurant in Campellsville, Kentucky. De dienster kwam en bracht onze maaltijden, en toen ze weg ging, zei Broeder Branham dat ze een Methodist was. Toen ze terugkwam vroeg hij tot welke kerk ze behoorde, en ze bevestigde dat ze Methodist was. Dat trof mijn aandacht, want hij had haar nog nooit gezien. Toen ik ging betalen, zag ik dat de kassier een lid was van een van de kerken waar ik vroeger voorganger was. Hij herkende me, en hij vroeg: “Broeder Collins, predik je nog steeds?” Ik zei: “Oh, bij gelegenheid.” We gingen naar buiten, en Broeder Branham zei: “Broeder Collins, toen die kerel je vroeg of je nog predikte, en je dat raar gevoel in je hart had? Dat betekent dat je nog steeds zou moeten prediken.” Dan zei hij: “Wat als je zondagmorgen voor ons zou spreken in de Tabernakel?” Ik zei: “Dank u Broeder Branham; u bent zo vriendelijk.” Ik wimpelde het af. Maar wanneer hij me naar huis bracht zei hij: “Broeder Collins, wil je erover bidden om zondagmorgen te prediken, en me een belletje geven?” Dat was de eerste keer dat ik in de Tabernakel predikte.
Eind 1969 nam ik de taak van voorganger op me, ik assisteerde Broeder Orman Neville tot aan zijn dood in 1974. Na zijn heengaan, werd ik als voorganger van de Branham Tabernakel gekozen.
Door de jaren heen, gingen we naar elke samenkomst waar we konden gaan. We waren in de Chicago diensten in de Marigold Arena in 1963. Het was een plaats die gewoonlijk gebruikt werd voor boks- en worstelwedstrijden. Broeder Branham had ons geleerd hoe ons te gedragen in de gemeente door stil binnen te komen en te bidden, of onze Bijbel te lezen voor de dienst. Toen we aankwamen, waren de mensen overal aan het praten en aan het lachen, net alsof het een fuif was. Wij gingen binnen en respecteerden het alsof het de Tabernakel was. Op het einde van de dienst was er een gebedsrij, en hij had al gezegd dat hij de mensen wilde die hij niet kende, maar toch riep hij Naomi eruit en zei dat dat Licht over haar hing. Soms kwam hij ons bezoeken in onze kleine camping trailer, tussen de diensten door, en die keer kwam hij en zei: “Weet je waarom de Heer je vrouw eruit riep? Het was omdat jullie die plaats respecteerden zoals jullie deden.” Het zijn niet de grote dingen, het zijn de kleine dingen die tellen.
Ik geloof dat we het grootste ding gezien en gekend hebben wat ooit was. Het veranderde mijn leven volledig, helemaal.