Helen Downing
Helen Downing
Geboren: 30 november 1921
Woonplaats: Memphis, Tennessee
Van de vroege genezingscampagnes herkenden zij en haar moeder de hand van God in het leven van William Branham, en ze volgden trouw zijn bediening.
Ik hoorde Broeder Branham voor het eerst in 1947. Hij was in Jonesboro, Arkansas in de Richard T. Reeds kerk, en de diensten werden over de radio uitgezonden. Hij predikte goddelijke genezing en ik sprak erover met mijn moeder. Ze was heel geïnteresseerd en zei: “ Ik zal hem opbellen.” Ze belde en kreeg Broeder Branham aan de telefoon, dat was zo ongewoon, dat we zagen dat God ongetwijfeld aan het werk was. Hij nodigde ons uit voor de diensten, zo reden we naar Jonesboro.
We geloofden in goddelijke genezing en ook al waren er toen ook nog andere genezings evangelisten, niemand kon vergeleken worden met Broeder Branham.
Zijn campagnes trokken veel volk, en velen werden genezen. We bleven enkele dagen in Jonesboro, en we waren onder de indruk. We hoorden ook dat Broeder Branham predikte in zijn thuisstad Jeffersonville, Indiana. Zo besloten moeder en ik daarheen te rijden. We kwamen terecht in een woensdagavond gebedsdienst en er waren slechts enkele mensen aanwezig. Het was in het midden van de winter en het was zeer koud. Er was een dikbuikige kachel in de Tabernakel op de rechterkant van het heiligdom, vooraan, en Broeder Branham vroeg iedereen om rond de kachel te zitten toen hij zijn boodschap sprak. We waren zo blij hem te kunnen horen in zijn thuisstad. In die tijd, was Broeder Branhams secretaresse zuster Cox, en ze schreef me en liet me de tijden van de diensten weten. Moeder en ik zouden gaan, zoveel als mogelijk. We hielden er zo van, en we realiseerden ons dat hij verschillend was van welke andere evangelist of genezingsdienaar ook die we hoorden. Hij was zo nederig en eerlijk. We wisten dat God Broeder Branham gebruikte op een dergelijk ongewone wijze.
In 1953, belde Richard Reed me en zei dat Broeder Branham opnieuw in zijn kerk zou zijn, de ‘Bijbel Uur Tabernakel’, en hij wou dat ik kwam en de piano bespeelde. Vera, mijn zuster, ging ook en speelde de vibra-harp in de samenkomsten die vijf of zes dagen duurden. Vele jaren, was ik bevoorrecht om in verschillende samenkomsten van Broeder Branham te spelen.
Ik werd ook verschillende keren genezen. Eens was ik in de gebedsrij en hij nam mijn hand en zei: “Je hebt wat je denkt dat je hebt, maar de Heer heeft je genezen.” Ik dacht TB te hebben, maar ik was genezen en had nooit meer enig symptoom hierna.
We verheugden ons heel erg in de samenkomsten. We wisten dat er iets met hem was dat zo verschillend was, en we waren zo gezegend wanneer we onder zijn lerende bediening zaten. Toen hij leerde, wisten we dat het ongewoon was en we geloofden elk woord dat hij zei. We wisten dat hij een profeet van God was voor zijn generatie; dat begrepen we direct. Hij kwam om een Bruid te roepen, en we danken de Heer dat we bevoorrecht zijn om ertoe te behoren. Een bepaalde tijd, dachten velen dat anderen niet meer moesten prediken. We wisten dat we hier iemand nodig hadden om ons te helpen en te leiden. Mijn broeder, Morris Ungren, had vroeger gepredikt, zo vroeg ik: “Broeder Branham, er zijn er verschillenden onder ons hier die niet weten of we naar de samenkomsten moeten gaan en naar hem luisteren of niet.” Hij zei: “Zie, Zuster Downing, Broeder Morris is herder van uw kudde daar. Ga gewoon.” Dat was onze start om naar de gemeente te gaan.
In juli 1963, waren moeder en ik op weg naar Jeffersonville en we waren net Paris, Tennessee voorbij, toen plots, ik weet niet waarom, de auto plotseling op het andere rijvak schoof. Er kwamen wagens op mij af, en ik herinner me te zeggen: “Oh, Jezus,” en onze wagen keerde plots terug de andere kant op en ging een steile helling af. Toen we stopten, was ik niet gekwetst, maar de ruwheid van de rit had ervoor gezorgd dat de borst van Moeder een beetje gekwetst was. Ik zei: “Moeder, ik klim terug de snelweg op en zie of ik iemand kan laten stoppen.” Ik ging op tot de autosnelweg en bad: “Heer geef ons iemand die wil stoppen” en de eerste auto stopte. Het was een man en ik vertelde hem over het ongeval en vroeg of hij ons kon meenemen tot Paris. Hij vroeg waar de auto was, omdat hij hem niet kon zien, en ik zei: “Hij is in het bos en moeder is erin.” Hij hielp moeder in zijn auto, en reed ons naar een van de benzinestations in Paris. De baas wilde weten of we gekwetst waren, en we zeiden dat we niet gekwetst waren, maar hij belde de politie, en een takelwagen werd gestuurd om onze auto te checken. Ze belden hem terug en vroegen: “Niemand gekwetst?” Hij zei: “Nee, ze zitten hier.” De officier zei: “Ik weet echt niet hoe ze hieruit gekomen zijn.” Ik belde Billy Paul om hem over moeder in te lichten, omdat ze zich niet goed voelde, en hij zei: “Zuster Helen, ik ga direct naar pa’s huis en vraag hem te bidden voor je moeder en ik bel je terug. Het was in het midden van de nacht, maar hij ging en wekte Broeder Branham en vertelde hem over het ongeval, en hij begon onmiddellijk te bidden. Hij vertelde Billy Paul: “Zeg hen dat ik geloof dat het goed zal zijn.” Toen Billy Paul belde en het me vertelde, zei ik: “Wonderbaar. Nu moeder je bent ok, laten we maar verder gaan.” We namen de trein om één uur ’s morgens en gingen naar Jeffersonville. Later in de morgen sprak Broeder Branham over het onderwerp ‘Waarom schreeuwen, Spreek !’ en ik verbond dit met het ongeval waarin we betrokken waren, en hoe God ons gespaard had. Morris, mijn broer, zong die morgen “Down From His Glory” (Neerkomend uit Zijn Heerlijkheid), en Broeder Branham merkte op dat dit lied deze morgen meer betekende dan de dag voordien, omdat de God van de Hemel zijn lieveling moeder en zuster gespaard had. We werden ook zo bemoedigd door die diensten. De Heer was zo goed voor ons. We vernamen enkele dagen later dat onze auto totaal verloren was.
We leerden de ganse familie Branham kennen, en vele keren zijn we samen uit eten gegaan. Ik hield ervan om Zuster Branham te bezoeken. Ze was zo’n lieflijke persoon, en ik dacht heel hoog over haar. Een keer hebben moeder en ik Zuster Branham bezocht toen Broeder Branham terugkwam van een jachttocht. Ik had problemen gehad met mijn ogen, een zwakte, en als ik verkouden was zouden ze bijna gesloten zijn. Moeder wou Broeder Branham vragen over mijn jongste broer, Richard, die wilde trouwen, al was hij nog heel jong. Het maakte haar ongerust. Toen Broeder Branham via de achterdeur binnenkwam zei hij: “Weet je, als ik mijn leven opnieuw zou moeten leven, zou ik heel jong trouwen, en het Evangelie prediken.” Hij zei dat direct, het eerste wat hij zei! Moeder had zelfs niet de kans het hem te vragen, maar hij beantwoordde haar vraag onmiddellijk, dus wist hij wat ze aan het denken was. Hij bad voor mijn ogen, en ik werd niet direct genezen, maar ik ontving mijn genezing geleidelijk. Na enkele maanden, waren mijn ogen volledig in orde. Broeder Branham was zo nederig en eerlijk dat je je onwaardig voelde wanneer je in zijn nabijheid was, wetend hoe groot zijn bediening was en zijn roeping. Hij vervulde dat gedeelte waar wij naar verlangden. We leerden hem en zijn familie lief te hebben en wisten dat zij ons liefhadden. Het is moeilijk om hem te beschrijven, maar we wisten dat hij zonder twijfel degene was voor het uur.