Arvel Mosier
Arvel Mosier
Geboren: 23 augustus 1944
Woonplaats: Corydon, Indiana
Hij was aanwezig als zijn moeder, Hattie Wright, de mogelijkheid kreeg om datgene te vragen wat ze verlangde.
Haar keuze was eeuwig.
Het leek alsof Broeder Branham altijd een deel van ons huiselijk leven was; hij was bijna als familie. Hij hield ervan om naar de boerderij te komen, misschien voor een dag, of misschien voor enkele dagen. Als hij bleef overnachten, bleef hij soms in huis, maar vele keren bleef hij in het woud, weet je, gewoon om te mediteren, en dan kwam hij de volgende morgen terug. Natuurlijk konden wij erop rekenen dat hij hier zou zijn gedurende het eekhoornseizoen. En in de herfst, als het tijd was voor het slachten van de varkens, kwam hij om te helpen. We zouden vier of vijf varkens slachten, en dan hadden we ’s avonds en grote maaltijd van vers vlees.
Voor zover ik me kan herinneren, gingen we altijd naar de Branham Tabernakel. We hadden koeien en andere dieren om voor te zorgen, zo konden we er niet altijd zijn op zondagmorgen, maar we gingen bijna altijd op zondagavond.
De andere tijd van het jaar dat hij ons kwam bezoeken, was toen het konijnen seizoen begon, op 10 november. In 1959 kwam hij de 11de , op Veteranendag, en over die tijd heeft bijna iedereen gehoord.
Die dag waren we vrij van school, een vakantiedag, en ik en mijn broer Wayne, waren thuis. Broeder Branham, Shelby (mijn oom) en ik, wij met zijn drieën, waren die morgen op konijnenjacht gegaan. We hadden ’s avonds samen gegeten, en hij was aan het napraten, over dingen die met hem gebeurd waren. En wat nadien gebeurde is iets wat ik niet kan uitleggen. Ik weet dat je een ‘Kracht’ in de kamer kon voelen. Moeder, die heel aandacht luisterde, zei: “Dat is niets anders dan de waarheid.” Het volgende weet u, hij zei dat moeder moest vragen wat ze verlangde, wat ook ter wereld. En ik kan me herinneren dat ze vroeg voor de redding van haar twee jongens. Later, werden we gedoopt in de Tabernakel. Ik was 15 jaar oud.
In 1940, zegende Broeder Branham het huwelijk in van mijn moeder en vader, Hattie Wright en Walter Mosier. Iedereen noemde mijn pa Watt. Toen hij op 14 januari 1955 stierf in een tractor ongeval, was hij bijna 55 jaar oud.
Moeder was eigenlijk een ongeleerd persoon. Ze heeft misschien tot de vijfde graad school gelopen, en ze kon lezen en schrijven. Eigenlijk had geen van ons een noemenswaardige opleiding. Ik volgde tot de negende graad, en dan ging ik werken om te helpen in ons onderhoud.
Onze boerderij was 16ha groot, (40 acres (40x4000m2)), en moeder bewerkte zelf 10ha ervan (25 acres(25x4000m2)). Ze ging heen op 4 juli 1980.
Er is één belangrijke gebeurtenis die de bovenhand heeft in mijn gedachten, en dat was eind augustus 1965. Broeder Branham, Shelby, en ik waren vroeg in de morgen op eekhoorns gaan jagen. We zaten in de hoek van de schuur gewoon te praten. Ik had mijn oproep gekregen voor het Amerikaanse leger. We hadden een heel lang gesprek, misschien wel drie uur, en hij vertelde me over het voorbereiden van die grote tent opwekking. In die tijd, reed ik met de vrachtwagen voor een steengroeve, en hij zei me: “Tegen de tijd dat je van het leger terug bent, zal ik alles geregeld hebben. Wel, er zal het een vrachtwagen met oplegger nodig zijn om de stoelen te vervoeren, een andere voor de tent, en nog een andere voor de andere benodigdheden.” Hij zei: “Zou je geïnteresseerd zijn om één van mijn vrachtwagenbestuurders te zijn?” Hij zei: “Er zal een hele boel opzetwerk aan te pas komen.”
Ik dacht erover na, en ik zei hem dat ik het wou doen. Maar dan, die december, had hij dat auto-ongeval en stierf.
Ik heb daar sinds die tijd honderden keren over nagedacht. Broeder Branham had enkele hele goede voornemens, en hij was erg gericht op die tentopwekking. Over de jaren heen, heb ik van anderen gelijkaardige verhalen gehoord. Hij had gedacht, dat tegen de tijd dat ik klaar was met die twee jaar legerdienst, hij alles geregeld zou hebben om klaar te zijn voor de start. Ik vroeg me af, heeft de Heer hem weggenomen omdat hij dit niet moest doen? Het is vanzelfsprekend, de Heer alleen weet dat. Ik heb vele keren gedacht dat het misschien niet de wil van God was. Ik weet het werkelijk niet. God heeft zijn wijze om dingen te doen.
Eén ding dat me over de jaren heen echt bezig hield, is dat zoveel mensen langs kwamen en me zeiden: ‘Zal het niet wondervol zijn als Broeder Branham terugkomt en zijn grote tent opwekking zal hebben?’ Er was er zelfs één die zei: ‘Broeder Branham kwam vorige week terug naar Arizona, hij is daar nu.’ Dat was nog voor Zuster Meda stierf, en ik zei: “Wel, ik zal dit niet geloven tot hij tot hier komt en mijn hand schudt.” Naar mijn mening is het heengaan van Broeder Branham net als de dood van Mozes of van Johannes de Doper.
Ik heb honderden mensen gehad die dergelijke dingen tegen me hebben gezegd, en ik zeg hen gewoon dat ik me zoiets niet kan indenken. Ik kan geen woord tegen hem zeggen, dus, aub. begrijp me niet verkeerd. Het blijkt dat er zoveel van dat soort fanatisme is, maar dit heb ik nooit geloofd, zelfs niet van de eerste dag.
Toen hij heenging was ik bij het leger, dus kon ik niet naar de begrafenis gaan. Maar voor ik naar het leger moest, zei hij: “Ik heb erover gebeden, ga maar en dien uw land. Ik wou altijd al een soldaat zijn.” En hij verzekerde me: “God zal voor je zorgen.”
Ik verbleef 14 maanden in Vietnam, en ik heb niet een keer geschoten, noch is er een keer op mij geschoten. Ik werkte bij de vervoermaatschappij, net aan het strand, vrachtschepen lossen. Omdat ik in het burgerleven vrachtwagen bestuurder was, moest ik de vrachtwagen besturen met de voorzieningen voor de maatschappij. Eigenlijk had ik in vergelijking met alles wat er gaande was, werkelijk een gemakkelijke baan. God waakte zeker en vast over mij.
God heeft geen aanzien des persoons. Wat hij voor Hattie deed, zal Hij voor u doen.