Loyce Branham
Loyce Branham
Geboren: 14 september 1939
Woonplaats: Sellersburg, Indiana
Zij begreep de nood van een sterke band tussen haar echtgenoot en zijn vader, en ze liet dit nooit tot een probleem komen.
Ik zag Billy Paul Branham voor de eerste keer in de inkomhal van de Hogeschool van Jeffersonville, waar ik studente was en hij een van zijn vroegere leraars bezocht. We hadden oogcontact, maar spraken niet met elkaar. Een dag of twee later, was ik op een afspraak met mijn vriend die naast Billy woonde (iets wat ik in die tijd niet wist) en om de een of andere reden stopten we bij grootmoeder Branhams huis. Het kon zijn omdat mijn vriend wist dat Billy daar was, en aangezien ze goede vrienden waren was het mogelijk dat hij hem om een of ander reden wou ontmoeten, maar ik weet dit niet meer precies. Hoe dan ook, dat is hoe we elkaar ontmoetten, en enkele dagen later begonnen we elkaar op te zoeken.
Een zondagnamiddag nam Billy me mee om zijn familie te ontmoeten. Ik was niet netjes gekleed, het enige wat ik droeg waren jeans en broeken. Dat was alles wat ik wist, en Billy maakt er nooit een probleem van hoe ik gekleed was, en hij predikte me er nooit over maar wachtte op me om het te begrijpen en zelf mijn beslissing te nemen.
In die tijd, wist ik er niets over om elkaar als ‘broeder’ en ‘zuster’ aan te spreken, dus noemde ik Billy’s ouders Bill en Meda, en dit bleef zo. Ze wisten dat ik niet oneerbiedig was. We waren nauw met elkaar verbonden, en zeker nadat we familie werden, het leek gewoon natuurlijk. Kort daarna, begon ik voor Meda te werken, haar helpend in het huishouden en soms bij haar blijvend als Bill en Billy reisden.
Toen ik voor het eerst ging werken, droeg ik mijn gewone jeans omdat ik niet beter wist. Niemand schold me uit of bekritiseerde me voor de wijze waarop ik gekleed was, en dit bleef zo voor een tijdje doorgaan. Maar op zekere dag vroeg Meda mij of ik er iets op tegen had om een rok te dragen omdat mensen naar huis kwamen voor gebed, en dat ze het misschien niet zouden begrijpen. Voor mij was dit geen probleem. Ik werkte daar tot net voor Billy en ik trouwden.
De eerste keer dat ik Bill hoorde spreken was in de Cadle Tabernakel in Indianapolis op 11 juni 1956. Er was iets anders met zijn woorden, verschillend van al het andere wat ik ooit hoorde, maar ik wist niet wat het was. Het enige wat ik wist was, dat het juist klonk in mijn oren. Dat was voor mij het begin.
Ik werd niet grootgebracht in een kerk, hoewel ik als klein meisje gedoopt was in de Calvarie Baptistenkerk, en met mijn moeder en grootmoeder naar een Pinkstergemeente ging. Ik begreep de dingen niet die ik zag gebeuren in de kerk, toen de Heilige Geest op de mensen kwam en ze op de grond vielen. Het maakte me bang, maar ik dank de Heer dat ik er niets kritisch over zei, als ik tot de kennis van die Boodschap kwam leerde ik wat het allemaal was.
Billy en ik trouwden op 7 augustus 1956. Een rustige dienst in een Christelijke kerk. Vooraf had Bill met ons beiden gesproken en ons uitgelegd waarom hij de inzegening niet kon doen, omwille van Billy’s vorig huwelijk en annulatie. Hij kwam zelfs niet naar onze trouw, maar nadien ging we naar huis, hij nam ons mee naar zijn kamer en bad met ons. Billy was 20 en ik was 16 jaar.
Ik werd gedoopt in de Tabernakel op paaszondag in 1958. Het was na de zonsopgang dienst, en Bill had net de boodschap ‘Ik weet dat mijn Verlosser leeft’ gepredikt.
Ik heb veel goede herinneringen, maar ik denk dat mijn de doop de grootste was. Als ik denk dat Gods profeet me naar de Heer leidde, en me dan doopte, dan was dat het toppunt van alles wat er ooit nog zou gebeuren. Als ik eraan terugdenk welk een eer dit was, kan ik het moeilijk vatten.
Ik reisde naar enkele samenkomsten met Billy en zijn pa, maar zelden naar de uitgebreide campagnes. Meestal bleef ik bij Meda, en we ontwikkelden een wonderbare, hechte gemeenschap, die ons meer als moeder en dochter maakte, dan als aangetrouwde. Tussen ons was er nooit een probleem dat we niet met praten konden oplossen, en ik koester de herinneringen aan die wonderbare tijden waar we samen konden genieten.
Gedurende zijn leven, waren Billy en zijn pa zulke dichte vrienden als een vader en een zoon ooit konden zijn. Eigenlijk, zou ik kunnen zeggen dat ze dichter verbonden waren dan van wie ik ooit wist of hoorde. Zelfs nadat we getrouwd waren, was het eerste – elke morgen – eerst belde hij zijn pa. Ik wist dat Billy dat contact eerst moest hebben voor hij zijn dag kon beginnen. Ik denk dat de meeste huidige vrouwen na een tijdje boos of jaloers zouden zijn, maar ik ben dankbaar te kunnen zeggen dat dit nooit in mijn gedachten is opgekomen. Het heeft me nooit, maar dan ook nooit gestoord.
In de zomer van 1960 reisden we naar Oregon, Washington, en Californië voor een serie samenkomsten van een maand lang. In een van de diensten in Yakima, ging iemand door de gebedsrij en Bill had ‘het teken in de hand’ getoond. Ik had me al een tijd afgevraagd hoe het verliep en eruitzag, dus na de dienst, toen we in de auto kwamen en naar het motel reden, vroeg ik hem erover. Hij zei: “Het gaat zo” en hij greep naar mijn hand. “Als er iets verkeerd met je zou zijn, het zou het daar direct tonen” en hij keek naar zijn hand, dan keek hij naar mij en dan terug naar zijn hand. Ik zag de verandering in zijn hand. Kleine vlekjes verschenen, en onmiddellijk wist ik dat er iets fout was, anders zou dit niet gebeurd zijn. Tezelfdertijd, denk ik dat ik het me realiseerde dat ik niet zwanger kon geraken, en ik was opgetogen. Op dit moment wist ik dat mijn probleem voorbij was. Ik kan geen woorden vinden om te beschrijven wat het was om die gave te ervaren. Welk een eer. Billy en ik waren al vijf jaar zonder kinderen toen onze zoon, Paul, in november 1961 geboren werd. Op een vroege morgen in maart 1964, verlieten we Tuscon en we waren op weg naar Dallas en Beaumont, Texas, voor diensten. Bill, reed met zijn wagen, en Billy en ik waren in onze auto. Ik was erg ziek en had keelproblemen, en tenslotte zei ik aan Billy: ‘Je zult moeten stoppen en je vader voor me laten bidden. Ik ben zo ziek.’ We stopten en hij bad, we reden ongeveer 170 km verder en stopten voor het ontbijt. Tegen die tijd voelde ik me beter, en als we uitstapten zei ik het aan Bill. We gingen het restaurant binnen, en hij zei me: “Je krijgt nog een baby. Dat is wat er met je aan de hand is.” Ik was doodsbang. Hij zei: “Ik zie je met een blauw dekentje, en Billy was Paul aan het voeden.” Ik wilde graag een meisje, en als hij zei dat het een blauw dekentje was had ik het zelfs niet opgemerkt. Maar, natuurlijk, het was weer een jongen. Michael David kwam op 11 november 1964.
Dat was de eerste keer dat ik hem had gevraagd om voor me te bidden. Ik had dikwijls die mogelijkheid, maar ik wou het niet doen, omdat ik dan het gevoel had dat ik bevoordeligd zou zijn. Maar wat er ook met mij gebeurde, als het ziekte was of wat er ook was in mijn gedachten dat ik naar hem toe zou willen gaan, hij kwam altijd eerst naar mij omdat de Heer het hem al had getoond. Dat gebeurde vele, vele keren.
Billy was altijd zeer zenuwachtig. Zijn pa zei hem eens: “Het is net zoals met mijn zenuwachtigheid, je zult het hebben tot de Heer je naar huis haalt.”
Toen de laatste diensten in Shreveport gepredikt waren, vertelde Bill over de eekhoorn die hij in de Sabino Canyon gezien had. Hij vertelde ook over zijn zenuwachtigheid. Hij zei: “Het is eindelijk voorbij. Opgehouden. Ik zal het nooit meer hebben.”
Precies dan, in mijn gedachten, wist ik dat hij zou gaan. Ik wist dit omdat hij aan Billy gezegd had dat hij het altijd zou hebben tot hij de aarde verliet. Iets in mijn hart zei tegen me dat hij ons zou verlaten. Ik kon moeilijk de rest horen van wat er gezegd werd. Alleen de wijze waarop hij het sprak, met die woorden, bleef het bij me.
Na de dienst, plaatste Billy zijn pa op voorzetel van de auto en ik was op de achterbank. Ik wist dat Bill nog niet tot zichzelf was gekomen, en ik zei: “Billy, ik denk dat je vader ons zal verlaten.” Wel, hij sprong op. Hij zei me: “Durf dit niet te zeggen.” Ik wou Bill vragen wat hij gezegd had en of ik het goed begrepen had of niet, maar Billy wou dit niet omdat het hem teveel van streek bracht. Ik vroeg het nooit, maar in mijn hart wist ik het. Drie weken later nam de Heer hem weg.