Cleo Evans
Cleo Evans
Geboren: 31 maart 1921
Heengegaan: 18 maart 2009
Zij en haar echtgenoot, Welch Evans, waren goede vrienden van William Branham, en hebben het bovennatuurlijke ervaren, door de jaren van hun verbondenheid met zijn bediening. Welch Evans ging heen op 12 oktober 1975.
In 1950, dat is wanneer de opwekking bezig was, en er waren zoveel mensen die ons advertenties stuurden dat die prediker hier zou zijn en de andere daar. We reisden er dan heen, kijkend, omdat we naar meer verlangden van de dingen van de Heer. Dat is wat het was. Op een dag, kwam mijn echtgenoot binnen voor de lunch, en hij bekeek zijn post. Hij nam een tijdschrift op en achteraan het blad was er een foto van Broeder Branham en Oral Roberts. Ik geloof dat Gordon Lindsay en een van Broeder Branhams broers ook op de foto stonden. Hij wees naar Broeder Branham en zei: “Dat is degene die ik wil horen.” Ik zei: “Waarom, hem?” Hij zei: “Wel, kijk naar zijn ogen.” Ik deed het, ook ik kon zien dat er met hem iets verschillends was.
Op een morgen hoorden we op de radio dat Eerwaarde William Branham een opwekking startte in Chattanooga, Tennessee, die maandagavond. Wij woonden in Tifton, Georgia, ongeveer tweehonderd mijl zuidwaarts. Welch zei: “Maak je klaar en zorg dat de kinderen gekleed zijn en we gaan.” Ik had een zuster in Cleveland, Tennessee, waar we konden overnachten, hij ging tanken en ik zorgde voor de kinderen. Ik zei: “Ik moet nog het ontbijt klaarmaken.” Maar hij zei: “Nee, we eten wel onderweg.” We vertrokken, en die avond waren we in het auditorium. We hadden hier en daar al predikers gehoord, weet je. Ik heb me nooit bij een kerk aangesloten, maar Welch wel. Hij sloot zich aan bij de Kerk van God. We gingen luisteren naar Oral Roberts, in die tijd, was dat het beste wat we hoorden. Maar we sloten ons nergens bij aan, we gingen alleen maar naar de conferenties. Zo verging het ons tot we Broeder Branham hoorden.
Toen Broeder Branham op het podium kwam, was het als in een andere wereld. We waren nog nooit in zoiets dergelijks geweest. Er was iets speciaals met hem, maar ik wist niet wat het was. Ik wist niet dat we verondersteld werden een profeet te verwachten. Ik wist het gewoon niet. Ik had de Bijbel gelezen, maar er was zoveel dat ik niet begreep. Ik las alleen maar. Die avond in Chattanooga, toen hij de mensen eruit riep en hen vertelde wat er verkeerd met hen was, zei mijn schoonbroer, die met ons naar de dienst was gekomen: “Ik weet dat Broeder Branham dat juist zei, omdat ik die jongen ken. Ik weet wat verkeerd met hem was.” Van toen af aan, wilden we niemand anders meer horen dan die profeet. Ik heb niets tegen die andere predikers, gewoon niets tegen iemand van hen. Maar we wilden alleen maar bij Broeder Branham blijven.
Het leek alsof de vijftien jaren, van 1950 tot 1965, zo vlug voorbij gingen. Hoewel we zijn banden hadden en altijd naar hem luisterden, toch was het pas op het einde van 1955 dat we naar Jeffersonville begonnen te gaan om hem te horen op regelmatige basis. Elke keer als Broeder Branham zou prediken, belde Billy Paul ons op, en we konden vertrekken.
We waren nooit samen met Broeder Branham tot in 1957, in Philadelphia. We namen ontbijt met hem en Zuster Branham en kleine Joseph. Aan de muur waar we zaten in het restaurant, hing er een prachtige foto van een meer met bomen er rond. Broeder Branham zei: “Dat ziet er uit of dit een mooie plaats is om te gaan vissen.” Welch repliceerde, en ze begonnen over vissen te praten. Nogal vlug begon Broeder Branham te spreken over die kerels die gingen vissen, en vertelde hoe diep het water was, en dat allemaal, en hoe ze de vissen verborgen voor de parkwachters. Ik bemerkte dat het gezicht van Welch rood werd, en ik dacht: “Wat gebeurt er nu?” Ik wist het niet, omdat Welch me er nooit iets over verteld had, maar ik ontdekte het. Als Welch en twee van onze jongens en die andere kerel uit vissen waren gegaan, vingen ze heel veel vis (meer dan het toegestane aantal) en ze lieten ze daar in het diepe water van het meer, ze verstoppend voor de parkwachters. Wanneer ze hen zagen komen, verborgen ze de vissen, toen ze terug weg waren, trokken ze hen terug op. Ik denk dat ze dit een drietal keer hebben gedaan. Broeder Branham vertelde het hele verhaal, juist exact hoe het gebeurd was! Welch zei tenslotte: “Wel, ik ben daaraan schuldig Broeder Branham.”
Nadien vroeg Broeder Branham aan Welch of hij hem daar naartoe wou brengen om te vissen, wat hij ook deed. Welch wilde een goede plaats voor Broeder Branham als hij kwam om te vissen. Zo zorgde hij ervoor dat zijn broer meeging om de beste plaats te vinden. Het was een prachtige plaats, maar er waren heel veel slangen en alligators en al die andere dingen. De broer van Welch werd daar vroeger door een slang gebeten, maar hoe dan ook, het was werkelijk een goede plaats om te vissen. Dat is de plaats waar ze heengingen.
Ik wist niet dat er iets gebeurd was toen Welch me thuis opbelde en zei dat ze klaar waren met vissen, en dat Broeder Branham bij ons zou blijven. Hij zei me het diner klaar te maken tegen de tijd dat ze thuis kwamen. Het was Broeder Branham die me vertelde dat hij aan het proberen was een grote baars uit het water te halen, Welch (die blootsvoets was en zijn broek had opgerold) zei: “Broeder Branham, ik zal hem voor je pakken.” Hij rende in het ondiepe water, en dat is wanneer ze hem beet, een grond ratelslang. Broeder Branham bad voor hem, en hij had nooit een probleem met die beet.
Broeder Branham overnachtte bij ons. Toen hij ’s morgen opstond, kwam hij in de keuken voor we het ontbijt klaar hadden, en Linda en Marie (mijn twee oudste meisjes) wilden hem horen spreken, ze gingen zitten en luisterden. Ik moest alles alleen doen. Ik zei: “Linda, doe dit eens.” En ze zei: “Marie, doe jij het.” Dan kwam het naar mij terug, omdat ze aan het luisteren waren naar Broeder Branham. Maar het was werkelijk iets om hem in ons huis en aan tafel te hebben.
Eens zei hij me dat mijn kinderen de beste in de wereld waren. Dat was wanneer hij in ons huis was wanneer hij predikte in Tifton in 1961. Ik denk dat er een band is met de titel ‘Thy House’ (Uw Huis), wanneer hij sprak over het zitten luisteren naar een prediker op zo’n jonge leeftijd. Hij schepte over hen op. Ik zei, dat als ik nooit een andere beloning kreeg, ik de mijne al had, omdat hij me zei dat het een goede zaak was mijn kinderen zo op te voeden. Ik bleef thuis en zorgde voor hen, en droeg zorg voor mijn huisgezin.
We trokken naar Tuscon ongeveer zes weken, net voor de Zegels werden geopend. Welch had die vriend van ons gevraagd om gas en telefoon af te sluiten terwijl we weg waren, alleen maar die twee dingen. In plaats hiervan had hij alles afgesloten – gas, telefoon, elektriciteit en water – alles, maar we wisten het niet. Ik had allerlei soorten vlees in de diepvries. Hij was vol met varkensvlees, rundvlees, kalkoen, kwartel, groenten, fruit, en alles… We waren in Tuscon voor zes weken en toen we klaar waren om te vertrekken, zei Welch: “Laten we gaan en Broeder Branham zien voor we vertrekken.” We reden naar hun huis en gingen samen met hem en Zuster Branham uit eten. Na het eten reden we wat rond. Broeder Branham vroeg aan Welch: “Denk je dat de vis rond deze tijd zal bijten in Georgia?” Welch zei: “Oh, ja, het is een goede tijd.”
Wanneer hij dat zei, vroeg ik: “Broeder Branham, wanneer kom je ons bezoeken? Welch heeft nog eekhoorn in de diepvriezer met onze naam erop.” Hij en Welch zaten vooraan, ik en Zuster Branham achteraan. Toen ik dat zei, draaide hij zich om en keek me vreemd aan, maar sprak geen woord. Hij had ons eerder gezegd dat eekhoorn zijn favoriete maaltijd was. Weet je, een eekhoorn is niet zo vlezig, maar Welch kon het goed klaarmaken, oprollen en Broeder Branhams naam erop schrijven. Hoe dan ook, we hadden er heel wat in de diepvriezer thuis. Maar ik wist niet of ik iets verkeerds gezegd had, terwijl hij me bekeek.
Toen we in Tifton terug kwamen, gingen we naar mijn moeders huis, wat bijna in onze tuin was, om de sleutel te halen, en ze vertelde ons over de elektriciteit die zes weken was afgesloten. We beseften dat na zo’n lange tijd niets nog goed zou zijn in de diepvriezer. Toen we de achterveranda binnenkwamen waar de diepvriezer stond, hield Welch zijn flikkerlicht erop gericht, hij zou hem openen en zei: “Ga allemaal achteruit.” Hij dacht dat het erg zou stinken. Maar toen hij het opende, was er niets vernietigd. Zelfs de kleine ijsbakjes bovenop het vlees en de groenten waren niet ontdooid. Een werkelijk wonder vond daar plaats. Moeder kon het maar niet begrijpen. Ze zei: “Welch, je moet wel een andere elektrische leiding hebben onder het huis naar die diepvriezer toe, omdat alles zes weken was uitgezet.” Ze vroeg Linda om haar nieuwe radio te halen om te zien of die daar zou spelen, omdat ze dacht dat daar zeker iets zou verbonden zijn. Ze namen de radio, en hij speelde niet. Ze zei: “Ik kan het gewoon niet geloven. Dat is een wonder.” Ik denk dat er iets gebeurde toen ik Broeder Branham vertelde dat zijn naam daar op de eekhoorn stond in de diepvriezer, en omdat hij zich omdraaide en zo keek, je kon gewoon iets voelen.
In 1964, verloren we onze zoon, Jimmy, in een auto-ongeval. Hij was 18 jaar oud. Broeder Branham was gedurende die tijd buiten de stad, we belden onmiddellijk Billy Paul. Een beetje later, belde Broeder Branham Welch en vertelde hem dat de Here hem niets had laten zien in verband met Jimmy’s heengaan. Maar zodra hij hoorde van het wrak, doorzocht hij direct ‘alle regionen’ en kon hem niet vinden. Dan zei hij aan Welch dat hij het wrak zou gaan bekijken. Hij vertelde Welch dat Jimmy heel zeker op de passagierszetel zat toen het gebeurde, want zodra de auto de vrachtwagen raakte, zag hij een licht de rechterzijde van de wagen verlaten, en het ging direct naar God. Hij zei: “Broeder Evans, als je wil weten waar Jimmy is, hij is nu aan het spreken met mijn dochter, Sharon Rose.” Dan zei hij verder: “Als je tot Jimmy zou kunnen spreken en het hem zou vragen, zou hij zeggen: Pa, ik wil niet terugkomen, laat me maar hier.” Dan vroeg Broeder Branham aan Welch om de familie samen te roepen en te beslissen of wij wensten dat hij iets zou doen. ’s Anderendaags, vroeg in de morgen, belde Broeder Branham terug naar Welch, en van toen af aan was het alsof we een vrede hadden die alle begrip te boven ging. Drie dagen na de begrafenis, kwamen we te Tucson. We moesten er gewoon even uit. De eerste plaats waar we stopten was bij de Norman’s. Zuster Norman stelde voor dat ik Zuster Branham zou opbellen. Ze zei: “Ik bel en jij praat met haar.”Ze draaide het nummer en gaf me de hoorn. Ik sprak met Zuster Branham en ze zei: “Zuster Evans, Bill is nu niet binnen, maar hij wenst jullie allen te zien.” Direct daarna hoorden we een geklop op de deur van Zuster Normans huis, en het was Broeder Branham. Hij begon direct over Jimmy te praten. Ik wenste dat we dat alles op band hadden wat hij vertelde, maar ik denk dat het de wil van de Heer was dat we het niet hadden. Hij zei dat Jimmy niet zou willen terugkomen. Dan zei hij: “Wanneer Jimmy u terug zal zien, zal het voor hem zijn alsof het maar drie minuten geleden was dat hij u gezien had.”
In het eerste gedeelte van februari 1965, leefden we in Tucson, en Welch had een servicestation in de Park Laan, op drie blokken van waar Broeder Branham woonde. Op een morgen, was Welch vertrokken naar het station, en Ronnie en ik brachten Martha June (mijn jongste) naar school. Het was een prachtige dag en er was geen wolkje aan de lucht. We zetten haar af, en we waren op weg naar het station toen Ronnie zei: “Mama, kijk naar de bergen. Kijk naar die wolken.” Ik keek, en het was rechts van de plaats die genoemd wordt Vinger Rots, en daar was een groep amber kleurige wolken. We letten erop, en soms zouden er hier vijf verschijnen en daar twee. Dan zouden ze wisselen. Ongeveer 45 minuten was het heel raar, en we zaten daar en keken. Ronnie zei: “Ik weet waar Broeder Branham is. Hij moet precies daarboven zijn.” Ik zei: “Je weet dat alleen God zoiets kan doen.” Het was gewoon zo anders. Ik had nog nooit zoiets als dat gezien. Broeder Branham vertelt het op de band dat wij dat zagen, en hij zei dat het exact de plaats en de tijd was wanneer de Heer tot hem sprak over ‘huwelijk en echtscheiding.’
De laatste keer dat ik met Broeder Branham sprak was aan het station, de dag voor de familie Jeffersonville verliet op 18 december. Hij kwam naar de auto waar ik en Linda waren, en hij zei: “Ik hou ervan om te reizen, maar deze keer niet. Je weet, de wegen zijn nat en glad. Het zal een tijdje duren voor ik terug zal zijn, omdat ik misschien een nieuwe wagen koop en het duurt een tijd om hem binnen te brengen.” Hij praatte wat door, dan zei hij: “Weet je, ik ben tweemaal getrouwd geweest, en ik zou liever één dag getrouwd zijn dan vrijgezel te zijn voor 300 dagen.” De volgende dag, voor zover wij wisten, waren Broeder Branham en zijn familie op weg naar Jeffersonville. Welch en ik reden die avond naar hun huis, en ik vergeet dit nooit. Hij stopte en zei geen woord. Ik kon niet anders dan huilen als om mijn leven te redden. Ik wist niet wat het was, iets kwam over mij. We bleven daar voor een tijdje, gingen weg en reden door naar ons appartement. Net toen we binnenkwamen, vertelde Linda ons dat Broeder Branham een ongeval had en het zou heel erg zijn. Nadat ze het ons gezegd had zei Welch: “Maak de reiskoffers klaar, we gaan naar Amarillo.”
Ik herinner me dat de maan zo rood was als bloed die avond. In Amarillo, kregen we een appartement aan de overkant van het hospitaal. Daar was enorm veel volk, en ze gingen binnen om Broeder Branham te zien. Ik had er nooit aan gedacht om ook naar binnen te gaan en hem te zien, maar op een avond was het al laat en ik zat in de wachtkamer toen een verpleegster naar buiten kwam naar me keek en zei: “Wil je binnenkomen en Eerwaarde Branham zien?” Ik dacht niet dat ze tot mij sprak, maar ik keek rond en daar was niemand anders dan ik. Ik zei: “Ja” en ze gaf me een kleed en ik ging naar zijn bed. Hij was in tractie, en had een band om zijn hoofd. Ik wandelde naar hem toe en plaatste mijn hand op de zijne en mijn andere op zijn schouder. Ik stond daar voor een tijdje en maakt geen geluid. De tranen kwamen zo snel dat mijn kleed overal nat werd. Ik stond daar alleen maar. Ik was al een tijdje binnen toen de verpleegster terugkwam en zei dat er nog veel mensen buiten stonden die hem wilden zien. Ze zei, dat als ik nog eens zou willen binnen komen ik het haar moest laten weten, maar ik deed het niet. Vooraleer Tucson te verlaten, zei Broeder Branham: “Ik zie je met Kerstmis, zoniet voordien.” We zagen hem met Kerstmis, maar het was niet zoals wij dachten. Ik zou dit willen zeggen: of Broeder Branham sprak met boeren, ministers, of dokters; of hij net terugkwam van de jachttrip in jeans; of hij op het podium was in een pak; het leek alsof iedereen altijd in hem geïnteresseerd was, en naar hem aangetrokken was. (niet alleen zijn vrienden, maar ook het grote publiek) De wijze waarop hij handelde en zich gedroeg, werd door iedereen bewonderd. Ik kan niet zien dat iemand in contact met Broeder Branham zou komen zonder hem werkelijk lief te hebben.