Earl Martin

Earl Martin

Geboren: 30 november 1932
Woonplaats: Royal, Arkansas
William Branham moedigde hem aan, en zorgde voor leiding gedurende de eerste jaren van zijn bediening. Voorganger van ‘Wildwood Tabernakel.’

 Earl Martin
Earl Martin

In 1947 gaven de dokters mijn moeder maar enkele maanden te leven. Vader had haar naar het ziekenhuis gebracht in Memphis, Tennessee, en ze zagen dat ze baarmoeder kanker had. Er was niets meer wat ze voor haar kon doen tenzij haar morphine te geven, en dat zou haar enkele uren per keer helpen, maar dat was dan ook alles.

We groeiden op in de Baptistenkerk, maar moeder bezocht ook enkele pinksterkerken. Ze begonnen haar te vertellen over de samenkomsten die ze hielden in Jonesboro, Arkansas, waar een man, genaamd Branham, bad voor de mensen en ze werden genezen. Ze ging zien wat het allemaal was. Toen het haar beurt was om voor Broeder Branham te staan, zei hij haar dat ze op de Heer steunde en dat ze nog een beproeving zou moeten doorstaan, en dat zou de laatste zijn zolang ze voor de Heer leefde. Ze kreeg die beproeving, verloor bloedklonters. Ze leefde dan nog 54 jaar en werd 96 jaar toen ze naar de Heer ging.

In de tijd dat dit gebeurde, was ik pas 14 jaar, en ik was niet in de samenkomst, maar mijn broer John, ging met vader en moeder mee, en hij zag en hoorde vele wonderbaarlijke dingen.

In 1953, toen ik overzee was bij de luchtmacht, kwam ik tot bekering. Mijn broer bekeerde zich in 1954, en onmiddellijk predikten we het evangelie bij de Verenigde Pinkstermensen. In die tijd, waren veel mannen op het veld met genezingsbedieningen, zoals Jack Coe en A.A.Allen, en we begonnen meer en meer over Broeder Branham te horen. John was in zijn samenkomsten in 1947, maar totdat we beiden gered waren, hadden we niet veel opgemerkt van wat er gebeurd was in die jaren die we van God verwijderd waren.

We gingen naar Chicago, naar de kerk van Broeder Boze, en ook in 1954 naar de diensten in de Hogeschool van Lane Tech. Toen ik Broeder Branham zag en ik al die bovennatuurlijke dingen zag gebeuren, wist ik onmiddellijk dat hij iets had wat die andere predikers niet hadden. Het was iets, als je alleen maar in de tegenwoordigheid van Broeder Branham was, het bracht een gevoel dat ik nooit tevoren ervaren had. Er was zo een nederigheid, en de Tegenwoordigheid van God was zo sterk.

Ik herinner me dat hij, tijdens de eerste dienst die ik bijwoonde, bad voor een blinde vrouw en ze werd genezen en ze begon de bovenlichten in het auditorium te tellen. Dan was er een man die zijn ganse leven al doofstom was. Hij bad voor de man, knipte dan met zijn vinger en begon met hem te praten. Natuurlijk kon de man niet onmiddellijk spreken, maar Broeder Branham zou tot hem zeggen: “Zeg moeder” en hij maakte een gelijkaardig geluid. Broeder Branham zei: “Hij zal moeten getraind worden om te spreken.”

Broeder Estle Beeler deed de bandopnames van de samenkomsten, we ontmoetten hem en spraken met hem over Broeder Branham. Toen we naar de banden begonnen te luisteren, volgden we onmiddellijk de leerstellingen van Broeder Branham.

Onze eerste persoonlijke ontmoeting met Broeder Branham was op 20 januari 1957. We hadden al een tijd geluisterd naar de bandopnames, en John en ik hadden de Heer gezegd dat we de tienden van de tentsamenkomsten zouden sturen naar broeder Branham. Wel, na een tijdje hadden we $ 500 bijeen, maar we hadden het nog niet direct naar Broeder Branham gestuurd. Daarna, als we door een moeilijke tijd heengingen, gebruikten we een deel ervan, en natuurlijk begon alles verkeerd te lopen. Dus stuurden we hem het geld, zoals we de Heer gezegd hadden te doen. Toen we hem in januari zagen, vertelden we wat we gedaan hadden. Hij lachte en zei: “U jongens moest toch beter geweten hebben.” Hij zei ons ook: “Ik zie dat jullie grote resultaten hadden in de tentsamenkomsten.”

 Earl Martin op jongere leeftijd
Earl Martin op jongere leeftijd

Mijn vrouw Marie, en ik gingen naar Kentucky om John te bezoeken, die in die tijd daar woonde. In augustus 1959 gingen we samen naar de samenkomsten in Chatauque, Ohio. In die samenkomst, werd Marie tijdens de gebedsrij uitgeroepen. Hij zei: “Er is hier een vrouw, en ik zie een baby, en het is een miskraam, en het is een dode baby.” Hij zei dat ze een gele jurk droeg – ze zat helemaal achterin – en hij riep ze bij naam, zeggend: “Ze is van Kentucky, en haar naam is Martin.” We woonden in Missouri, maar we waren naar Kentucky gegaan om John te bezoeken voor we naar Chatauqua gingen. Wel, iemand die naar fouten zoekt, zou zeggen: “Ik weet dat ze niet van Kentucky zijn; ze zijn van Missouri.” Maar het feit is, we waren vanuit Kentucky naar de samenkomst gekomen. Enkele maanden later, was Marie zwanger, toen gingen we in december naar Jeffersonville voor de reeks van samenkomsten over de “Heilige Geest.”

Mijn broer, John en ik hadden een interview met Broeder Branham. Ik zei hem: “Broeder Branham, ik heb al twee baby jongens begraven. Ik wil echt een zoon.” Ik zal dit nooit vergeten, hij bad met me en hij vroeg de Heer me een zoon te geven. Terwijl hij bad, zei hij: “Heer, als U vertoeft, laat hem dan het Evangelie prediken.” Mijn eerste zoon, Stephen, werd in mei geboren, en vandaag predikt hij het Evangelie. Ik verloor geen kind meer, en in plaats van me één zoon te geven, gaf de Heer er me vijf.

In 1961 was ik voorganger van een kerk in Wardell, Missouri. Er was een diaken in de kerk die Wilford Freil heette. Hij had aanvallen van galstenen en had vreselijke pijn, maar hij wilde niet geopereerd worden omdat hij geloofde dat de Heer hem zou genezen. We baden voor hem en hij werd beter, later had hij opnieuw een aanval.

De begrafenisondernemer in de stad (die ook de ziekenwagenbestuurder was) ontmoette me op een dag en zei: “Hey, prediker, waarom genees je de oude Mr. Freil niet? Ik bracht hem twee tot drie keer naar de dokter, en het zag er naar uit dat hij zo ziek was dat hij zou sterven.” Die man was werkelijk geweldig tegen Goddelijke genezing. Ik gebruikte een zin die Jack Coe vele keren gebruikte en zei hem: “Ik zou geen zieke vlieg kunnen genezen als ze hoofdpijn had, maar ik geloof dat de Heer Broeder Freil zal genezen, en ik geloof niet dat hij geopereerd moet worden.” Hij zei: “Ik wil je iets zeggen, als Freil niet moet geopereerd worden, dan kom ik naar je gemeente” In het midden van de nacht belde de vrouw van Broeder Freil me op, ze was hysterisch, ze zei dat de dokter hem direct wilde opereren. Ik kon er niet aan denken dat hij geopereerd moest worden, speciaal omdat die man me had uitgedaagd over Goddelijke genezing, dus belde ik en kreeg Broeder Branham aan de lijn. Ik zal nooit vergeten wat hij me zei. Hij zei: “Earl, dat is geen erge operatie meer zoals het vroeger was.” Ik zei: “Maar Broeder Branham, er is hier een kerel die zegt dat God niet geneest. Ik getuigde tegen hem, en ik geloof dat als jij bidt voor onze broeder dat hij zal genezen.” Hij zei: “Geloof je dit?” Ik zei: “Ja mijnheer.” Hij zei: “Als ik een dokter zou zijn, dan zou ik die operatie aanraden, maar omdat ik een prediker ben, en je dat gelooft, breng hem dan hierheen.” We brachten Broeder Freil met de auto naar Jeffersonville. Broeder Branham kwam naar de kleine caravan waar hij zijn interviews had. Hij zei ons dat hij pas terug was van de jacht in British Columbia, waar hij de kariboe en de grizzly schoot zoals hij gezien had in het visioen. Dan bad hij voor Broeder Freil en we gingen allen naar huis.

Het ging hem goed, en twee maanden later belde zijn vrouw me op en zei: “Wilford is in een slechte toestand. Hij heeft weer een van die aanvallen.” Ik zei: “Ik kan dit niet geloven.” Een jonge prediker zijnde, belde ik opnieuw Broeder Branham op en ik zei: “Broeder Branham, die broeder die ik naar u toebracht een tijd geleden, ik geloof werkelijk dat de Heer hem genas.” Hij zei: “Earl, Hij genas hem werkelijk.” Ik zei: “Wel, hij is slechter dan hij ooit was.” Hij zei: “Wel, je bent opgegroeid op de boerderij. Heb je ooit de kat buiten gegooid, en hij zou aan de schutdeur zijn en het zou klinken alsof hij in het huis is? Hij is niet in het huis; hij is alleen maar aan de schutdeur en hij zal zoveel lawaai maken en krabben als hij kan.” En ik kon me die kat herinneren aan schutdeur, en ik zei: “Ja mijnheer.” Hij zei: “Zo is het met Broeder Freil. Als Satan hem ertoe kan krijgen het niet te geloven, zal het op hem worden teruggebracht.” Broeder Branham bad voor Broeder Freils geloof, en hij had geen enkele aanval meer. Een jaar later was ik op een begrafenis en ontmoette Jimmy, de begrafenisondernemer. Ik zei hem: “Jimmy, ik dacht altijd dat je een eerlijk man was.” Hij keek me aan en zei: “Wat bedoel je prediker?” Ik zei: “Wel, je zei me dat je, als Wilford niet moest geopereerd worden, naar onze gemeente zou komen.” Hij lachte en zei: “Hoe kan ik weten dat de dokter niet wist waarover hij sprak?” Die man stierf binnen de zes maanden, en hij was pas 40 jaar oud.

Enkele weken voor hij heenging belde ik Broeder Branham over een Zuster in onze gemeente. Zuster Sims, die altijd erg rustig was en zachtjes sprak, en ze verwachtte een baby. Er waren complicaties en de baby stierf. Ze opereerden haar en vertelden haar man dat ze niet meer kon leven. Broeder Sims zei: “Wel, we geloven in gebed.” Twee of drie dagen later kwamen de dokters naar hem toe en zeiden: “Mr. Sims, we dachten werkelijk dat je vrouw stervende was, en we hebben zelfs de ingewanden niet op de juiste plaats teruggezet. We plaatsten ze gewoon daarbinnen en naaiden haar dicht. Nu moeten we haar opnieuw openmaken en alles in orde brengen. Door alles waar ze doorgegaan is was haar mentale toestand niet stabiel en zou dit waarschijnlijk ook nooit meer worden.” Ze hadden gelijk, ze zou enkel nog schreeuwen. Je zou haar bezoeken en ze zou tekeergaan en denken dat je iemand anders was. Ik belde Broeder Branhams kantoor en gaf het telefoonnummer om naar broeder Sims te bellen.

Op een morgen stond ik op om op eekhoornjacht te gaan, en ik dacht, ik stop eerst bij broeder Sims om te zien hoe het met haar was. Ik was daar pas enkele minuten en de telefoon rinkelde. Het was Broeder Branham en hij vroeg naar mij. Tenzij de Heer het hem getoond had, kon hij niet weten dat ik daar zou zijn. Ik nam de telefoon en vertelde hem over Zuster Sims. Dan had hij Broeder Sims aan de lijn en hij vroeg of hij zijn vrouw aan de telefoon kon krijgen. Broeder Sims zei: “Ja, ik zal haar aan de telefoon geven.” Ze haalden haar en ze brachten haar bij de telefoon. Broeder Branham begon met haar te praten, en ik weet niet wat hij haar zei, maar ze begon te schreeuwen. “Neen, je bent het niet.” Tekeergaand, op de top van haar longen. “Neen, je bent Broeder Branham niet. Nee, je bent hem niet. Je bent Harvey. Ik weet dat je hem bent. Je houdt me voor de gek.” (Harvey was haar broer.) Onmiddellijk zei hij haar: “Weet je wie William Branham is?” Zij zei: “Ik weet wie hij is. Hij is een profeet van God.” En dan gooide ze de telefoon neer en begon te schreeuwen. Broeder Sims nam de telefoon en zei: “Broeder Branham, het spijt me.” Maar hij zei: “Zij was het niet die de telefoon neergooide, maar God zal haar geloof eren.” Ze kwam er regelrecht uit, en ze leeft vandaag nog.

Ik veronderstel dat ‘Christus het Geheimenis van God geopenbaard’  de langste prediking was die ik bijwoonde waarin Broeder Branham geen rusttijd inlaste. Het duurde vier uur. Daarin zei hij: “Jezus zei: ‘Ga in de gehele wereld en predik het Evangelie.’ Hij zei niet: ‘Ga onderwijzen.’ In andere woorden: Demonstreer de kracht, en die dingen zullen hen volgen.’ Alleen maar te onderwijzen doet het niet.” Dan citeerde hij 1 Corinthe 2:5 “Dat uw geloof niet zou rusten in de wijsheid van mensen, maar in de kracht van God.”

Maar wat we gehad hebben zijn predikers die over de ganse wereld gegaan zijn om ‘wat zij geloofden’ te onderwijzen, en het enige wat het veroorzaakte was verwarring. Ze zouden alleen maar het Evangelie moeten prediken en de mensen laten luisteren naar de banden, en niet proberen alles uit te leggen.

Ik ontving de openbaring, dat als Broeder Branham het niet zei, en het niet perfect duidelijk maakte, dan zou ik het niet zeggen.

Ik geloof dat William Branham het dichtst bij Jezus Christus was, die er ooit geweest is op aarde, sinds Jezus Christus. Hij had de bediening als Jezus Christus waar Elohim zijn lichaam overnam.

Knox, Calvijn, Moody en zij allen in de vroegere kerk, wisten dat de tijd zou komen dat de Vuurkolom zou terug komen naar de gemeente, en het gebeurde.

Die Vuurkolom vergezelde Broeder Branhams bediening, en hij had de onfeilbaarheid van een profeet van God.

Ik zou liever prediken tot twee mensen en echt zijn in Gods ogen, dan voor tien miljoen te staan en compromissen te sluiten, of iets te doen dat mijn Here Jezus zou kwetsen, of iets te doen tegen Zijn Koninkrijk.

William Branham (God houdt Zijn Woord - 7 maart 1957)