Morris Ungren

Morris Ungren

Geboren: 11 augustus 1919
Heengegaan: 3 november 2011
Vocalist die in verschillende samenkomsten zong op vraag van William Branham. Voorganger van de Genade Tabernakel.

Morris Ungren
Morris Ungren

De eerste keer dat ik Broeder Branham in actie zag, was in 1950, in Camden, Arkansas. Toen waren we in de Baptistengemeente, en ik had over hem gehoord, en ik had een band beluisterd en dacht: “Dit is anders.” Ik denk dat hij op een van de banden sprak over slangenzaad, en dat wekte mijn nieuwsgierigheid op. Ik wou hem horen, en mijn moeder stimuleerde me om te gaan, zo reden mijn vrouw Vivian en ikzelf naar Camden.

Voor hij naar voren kwam, vroeg iemand me om naar het podium te komen en te zingen. Zo zong ik “Down from His Glory.” (Uit zijn Glorie komend) Daarna zat ik op het podium met enkele predikers die ik niet kende. Ik vroeg aan iemand die bij me zat wie, wie was en ik vernam dat F.F.Bosworth en zijn familie aanwezig waren, samen met Raymond T. Richey en zijn familie. Dit was net een korte tijd nadat de foto werd genomen van de Halo in het Houston auditorium, zo veronderstelde ik dat dit het was dat zo velen naar de dienst bracht. Gordon Lindsay kwam en sprak ongeveer een half uur, dan kwam Broeder Branham. Zijn broer, Howard, bracht hem naar het podium en toen hij begon te spreken, het eerste wat hij deed, de eerste man die hij begroette was de deurwachter. Ik dacht: “Welk soort bedieningsbegroeting is dit, met al die predikers die op het podium zaten?” Hij sprak een 15 tal minuten, en je moest bijna je hand aan je oor houden want hij sprak zeer zachtjes. Tijdens de gebedsrij, waren er vier of vijf mensen die hij bij de hand nam en hen vertelde wat er verkeerd met hen was. Dan wees hij met zijn vinger naar een persoon voor ons. Het was een vrouw en hij zei: “Mevrouw, je hebt geen gebedskaart nodig. Je stond aan de afwas, aan het aanrecht in de keuken” Hij vertelde de kleur van de schort die ze droeg, en hij zei: “Je liet een kopje vallen en het brak” en hij vertelde haar hoe zenuwachtig ze was. Haar handen gingen naar omhoog, en ze zei dat het waar was. Wij voelden het, natuurlijk.

Toen ik al deze dingen aan elkaar knoopte, realiseerde ik me dat hij een ziener was. Ik kon zeggen dat hij iets zag, en wat hij zag dat het waar was, omdat ik de reactie van de vrouw zag. Voor mij was hij eerst en vooral een ziener, en later begon ik te begrijpen dat hij een profeet was. Maar toen ik overtuigd was, veranderde ik nooit mijn gedachten erover, dat hij een ziener was. We begonnen zijn bediening te volgen via de reportages gepubliceerd in het tijdschrift ‘De Stem van Genezing.’ Iets wat me opviel betreffende Broeder Branham was dit: Als er iets in uw gedachten was, had hij altijd een antwoord. Hij had een bijzondere manier om uw antwoord in zijn prediking te verweven, en hij bekeek je wanneer hij het zei, en je wist dat het exact voor u was. Het was het antwoord dat je verlangde, maar het was ook een deel van de prediking. Ik ben er zeker van dat hij dit ook voor andere mensen deed, maar dat was één van de bijzonderheden die ik bemerkte.

Morris Ungrun zingt in de Life Tabernacle in Shreveport, Louisiana. Op de foto zit William Branham rechts van hem, naast de bloemen
Morris Ungrun zingt in de Life Tabernacle in Shreveport, Louisiana.
Op de foto zit William Branham rechts van hem, naast de bloemen

 

Ik sprak met hem over de grote piramide, omdat ik ze bestudeerd had en boeken erover verzamelde in de veertiger jaren, voor ik Broeder Branham kende. Ik heb er verschillende keren voordrachten over gehouden. Ik vertelde hem dat de dag van zijn geboorte overeenstemde met de plaats van de grote trap in de piramide, aangezien ze het gemeten hadden met één inch (duim) per jaar. Tijdens die ontmoeting zei hij dat hij uitkeek naar een stad, en de stad waar hij naar uitzag was de Bruid. Broeder Branham leerde ook dat de Bruid het Nieuwe Jeruzalem is. Het tweede gesprek dat ik met Broeder Branham had was in Phoenix, Arizona, in 1964. Hij ontmoette me met mijn broer Robert, en zijn vrouw Millie, in zijn hotelkamer. Hij had net gesproken voor de Volle Evangelie zakenlieden op de conferentie in de Ramada Inn, er waren ongeveer 3.000 mensen aanwezig. Hij sprak over de doop van de Heilige Geest, en ik zag de predikers hun hoofden schudden op de uitleg die hij hen gaf. Hij leerde dat het ontvangen van het Manna voor uw tijd, het ontvangen van de doop van de Heilige Geest is, en dat spreken in tongen niet het bewijs was. Zij misten het.

Verschillende keren vroeg Broeder Branham me te zingen voor hij naar de kansel kwam. Ik heb zoveel zangconcerten gehad dat ik nooit zenuwachtig was om voor hem te zingen. Ik zong een solo van ‘Handels Messias’ in de Tabernakel, de openingsaria ‘Vertroost me’. Billy Paul had het aanbevolen, maar velen in de samenkomst waren niet gewoon aan klassieke muziek. Maar ik voelde dat dit zo passend was met de bediening, want het is de profetie van Jesaja 40 betreffende Johannes de Doper. Ik zong altijd liederen in verband met Het Woord, en Broeder Branham wist dat. In juni 1964, zong ik, ‘Down from His Glory’ in de Tabernakel in Jeffersonville. De gemeente was vol, de mensen zaten op de vensterbanken, en velen stonden buiten. Ik stond op om te zingen en onmiddellijk zat er iemand op mijn stoel. Ik zag dit, dus ging ik na het zingen via de achterdeur naar de doopcel. Broeder Branham wachtte daar in de zijkamer, en hij had zijn notitieboek open. Hij zei: “Wat u zong is waarover ik vanmorgen zal prediken.”Wat hij predikte was: ‘De ontsluiering Gods’  en hij toonde mij zijn notities. Hij gebruikte kleine karakters (afbeeldingen, tekeningen) een soort van kort handschrift, om hem verder te helpen.

Morris Ungrun predikend in zijn samenkomst in Memphis in 2009
Morris Ungrun predikend in zijn samenkomst in Memphis in 2009

Ik wil je vertellen over de tijd dat we in de Blue Boar cafetaria waren, waar zo velen samenkwamen na de diensten. Broeder Branham kwam waar ik alleen stond en nam mijn hand vast. Het was alsof zijn gezicht grijs werd, en hij zei: “Diepte roept tot de diepte” Op dit moment, begon iets door mijn arm en door mijn lichaam te bewegen. Ik voelde een vreemde warmte en een gevoel van gewichtloosheid die door me heen ging, en ik wist dat dat die Engel was, die Christus was. Ik besefte later dat ik genezen was van een maagzweer, omdat ik er na dit gebeuren geen last meer van had. Ik geloof ook dat ik gedoopt werd met de Heilige Geest, omdat mijn leven veranderde.

Een andere keer, ik leefde in Tulsa, Oklahoma, waar ik de voorzitter was van het Tulsa Bijbel College, een plaats die ik enkele jaren bekleedde. Op een dag kreeg ik een telefoon van Broeder Branham die voor mij wilde bidden. Ik had wat men noemt ‘angio oedema’ dit veroorzaakte zwellingen in mijn lichaam, soms aan het einde van mijn vingers en tenen en mijn lippen. Ik verbeterde, maar het kwam weer terug. Toen hij voor me bad, vertelde hij me dat er mij tijdens mijn leven twee schaduwen volgden, die me probeerden neer te krijgen en dat dit de oorzaak was. Hij sprak over dingen in geestelijke sferen die ik niet begreep zoals hij deed, maar dat is wat hij zei.

Broeder Branham zou niets doen om je werkelijk te leiden, omdat we leven onder vrije morele keuze. Nochtans, was het hem duidelijk dat ik overzeese trips ging maken, en hij bereidde me op zijn eigen wijze daarop voor zonder me te vertellen wat te doen. Hij zei me ook om verder te blijven zingen, en om de Ark verder te dragen. Alleen de Levieten, ‘de priesters’ mochten de Ark dragen, dat betekende dus dat ik een bediening had.

Vrnl. Morris R. Ungrun met zijn dochter Sonja, zijn vrouw Vivian, zijn moeder Wealthy Ungrun en zijn zuster Helen Downing. De foto is genomen in 1984, tijdens een serie samenkomsten in Memphis, Tennessee.
Vrnl. Morris R. Ungrun met zijn dochter Sonja, zijn vrouw Vivian, zijn moeder Wealthy Ungrun en zijn zuster Helen Downing. De foto is genomen in 1984, tijdens een serie samenkomsten in Memphis, Tennessee.

Broeder Branham vertelde me ook dat ik de voorganger hier was in Memphis. Velen hadden geprobeerd om gemeenten te starten in de buurt, maar ze zijn langs de kant van de weg gevallen. Hij had een manier om je voor iets klaar te maken. Hij kon binnenkomen en je karakter uiteenrafelen. Hij ging niet bij de naam van de mensen, maar door de ogen van God zag hij de natuur van elkeen en hij kon die natuur samenvatten in een of twee woorden. Het toont gewoon een profeet te zijn.

Op paaszondag 1965, sprak Broeder Branham in de Tabernakel. Voor de dienst begon kwam Billy Paul naar de kansel en zei dat Broeder Branham de hele Ungren familie wou zien in zijn bureau. We zaten over de gehele samenkomst verspreid en we kwamen met 15 tot 20, allemaal in zijn bureau. Hij had een visioen ontvangen en wilde het ons brengen. In dat visioen, zag hij een zilveren schotel die mijn vader vasthield, en daarop stonden al onze namen, en de namen van de kleinkinderen enzovoort, geschreven op kleine kaartjes. Hij zei dat mijn vader aan hem zei: “Broeder Branham, ik geef ze allemaal aan u.” Hij zei dat hij dit visioen al enkele keren gekregen had, en dat hij het ons wilde vertellen. Ik weet niet of hij ooit nog een andere familie op die wijze geroepen heeft, maar hij deed het met onze familie. Broeder Branham zei ook dat families van gelovigen in een gespan lopen, zoals een goed stel paarden of vee in een gespan lopen. Moeder was een persoon van groot geloof. Vader was een stil man die niet veel had te vertellen, en hij kwam later tot de Boodschap dan moeder. Eens toen ze samen met Broeder Branham aan het dineren waren, zei hij aan vader: “Broeder Ungren, ik zag u en Zuster Ungren wandelend hand in hand in het Duizendjarig Rijk.” Vader zei: “Ach, ze zal me daar niet hebben.” (dat was vader; hij was gewoon zo) Maar Broeder Branham zei: “Wel ja, toch zal ze!”

De laatste keer dat ik met Broeder Branham sprak was in augustus 1965. Het was een van zijn laatste samenkomsten in Jeffersonville, en na de dienst reden we naar Utica Pike. Ik zag een tarwekleurige stationwagen geparkeerd staan aan de supermarkt. Zuster Branham was er binnengelopen om iets te halen. Ik parkeerde, liep naar de kant van de bestuurder en begon met Broeder Branham te spreken. Ineens stond ik aan de passagiers kant, Broeder Branham was ineengezakt in zijn zetel, en duisternis kwam over zijn gezicht. Toen wist ik dat God hem klaarmaakte om me iets te zeggen. Een ding zei hij: “Wanneer het vee loeit, zingen ze.” En hij zei me om te blijven zingen en de Ark te dragen. Het feit was, dat ik niet rondwandelde naar de andere kant van de wagen. Het was alleen maar nadien dat ik dacht: “Hoe kwam ik daar rond?” Pas later besefte ik dat God me daar geplaatst had. Hij wilde me aan de rechterzijde van de profeet. De linkerzijde is niet de goede kant om te zijn wat God betreft, weet je. Maar hij verplaatste me daarheen. Dat is wat hij met Philip deed, en ik geloof dat alles wat gebeurde in de Bijbel ook op de een of andere wijze gebeurde in de bediening van de profeet. Waar ik ook heenga, willen mensen dat ik over Broeder Branham vertel. Ze hebben het gevoel dat ik een dichte kompaan van hem was. Ik was niet zo dicht, maar onze paden hebben zich dikwijls gekruist, en hij had me altijd iets betekenisvol te zeggen.

Broeder Branham was een Nazarener in zover dat hij niet mocht roken en drinken, en hij was opzij gezet als de Nazarener. Ik kijk naar al de gebeurtenissen in zijn leven, en alle spreken van zijn bediening en roeping. Hij had diepzittende ogen die door je heen keken. Ik denk dat hij een eenvoudig mens was, en zijn natuur bekijkend, denk ik dat hij een melancholisch temperament had. Ik geloof dat hij een zeer intuïtief en zeer gevoelig mens was. Hij was gemaakt om geestelijk gevoelig te zijn. Hij leefde al die tijd in twee werelden, het meest in de andere wereld, wat moeilijk te begrijpen is, maar we krijgen er straaltjes van. Er was een ernst rondom hem die indrukwekkend was. Hij moest niet proberen om nederig te zijn, dat was gewoon een deel van hem. De zaak die hem volledig anders maakte was de zalving van de Geest die op hem was. Mensen reageren daar emotioneel op. Soms denk je: “Net als een mens, een vat, zag God een man waardoor hij dit kon doen, of bereidde Hij een man voor om dit doorheen hem te doen?” Waarschijnlijk zijn beiden waar.