Louise Novodvorski

Louise Novodvorski

Geboren: 4 juni 1944
Woonplaats: Fort Nelson, British Colombia, Canada
Haar leven had een verkeerde wending genomen, maar na een ontmoeting met William Branham werd haar een nieuwe richting gegeven.
Tijdens een jachttocht in 1963, vroeg Louise’s broer, Oscar, aan Broeder Branham om te bidden omdat verschillende van zijn pony’s, die al maanden verloren gelopen waren in de wildernis waar ook grizzly beren vertoefden, opdat ze ongedeerd en aan hem teruggebracht zouden worden. Door een visioen werd hem gezegd dat de verdwaalde dieren zouden gevonden worden, en dat ze in de sneeuw zouden staan. Het jaar daarop, bracht Louise één van de pony’s naar de profeet om hem te tonen dat het geschied is zoals voorzegd was.
Oscar ging heen in 1975.

Louise Novodvorski
Louise Novodvorski

De eerste keer dat ik de profeet zag, was als ik te paard reed naar de kleine caravan waar Bud en Lila Southwick woonden. Ik ging erheen omdat ik de nacht voordien gedroomd had over een rood boek, en ik hoorde een stem die me zei: “Ga en zeg die vrouw u een rood boek te geven.” Toen ik ging en het aan Lila zei, zochten we overal naar een rood boek maar we konden er geen vinden, en we konden de droom niet begrijpen. Toen ik wegging, stond er een man buiten, één van de jagers, ik dacht dat ze de paarden aan het laden waren en zich klaar maakten om die dag uit te gaan. Ik sprak niet tot hem. Nadat allen weggereden waren voor de jacht die dag, ging ik opnieuw naar Lila en ze zei me: “Broeder Branham verlangt je te zien. Hij zei me dat je moest gebleven zijn om met hem te praten. Hij zei: “Ze moest met me gesproken hebben.” dan weende hij en bad.” Dit was september 1961.

Onze stam, ‘Berg Indiaan Bever Stam’ leefde in de omgeving van Toad River voor meer dan 400 jaar, nabij wat nu ‘Mijl 442’ genoemd wordt op de ‘Alaska Highway’. Vijf generaties terug, was een grootvader aan mijn moeders kant een Indianen profeet, en hoewel we opgroeiden in het katholieke geloof, vertelde ma ons verhalen die haar moeder en vader aan haar verteld hadden. “Er zal een profeet onder jullie komen die grote werken zal doen.” In de indianen cultuur, kennen we ook handoplegging voor genezing.

In 1962, voor Broeder Branham terugkwam om te jagen, was Oscar bij Bud en Lila op bezoek en ze zeiden hem dat er een man was die bad voor de mensen. Ze zeiden: “Hij is een profeet Gods.” Oscar kwam thuis en vertelde die dingen aan ma en pa, en zei dat er voor ma gebeden zou moeten worden. Ma zei: “Dit is de profeet die komen moet juist voor dat Jezus terug op de aarde komt.”Toen Oscar Broeder Branham ontmoette, waren Bud en de jagers gekampeerd aan de West Toad Rivier. Pa sprak met Broeder Branham, en als hij Oscar ontmoette zag hij een visioen en zei: “God zei: ‘Dit zijn mijn mensen’.” In die tijd had hij de familie nog niet ontmoet.

In mijn familie waren 22 kinderen. Broeder Branham kwam op een avond naar ons kamp. Mijn zuster, Rose, en mijn broers, Joe en Angus, en ik hadden een veld waar we met een mes (een machete, een groot kapmes) hooi sneden. Oscar was met Broeder Branham in de hut, en hij vroeg aan Oscar: “Heb jij een zus die Louise heet?” Oscar zei hem: “Ja, ze is op het veld om hooi te snijden.” Broeder Branham zei: “Zeg haar hier te komen, ik wil haar zien.” Oscar vroeg aan Angus om me te roepen, maar we konden hem niet horen omdat we meer dan een mijl verderop waren. Het enige wat we zagen was, dat ze met hun handen wuifden. Dan zei Joe: “Louise, ze willen dat je gaat.” Ik gooide mijn kapmes neer en ging zien wat er aan de hand was.

William Branham met Oscar. Tijdens een jachttocht in 1963, vroeg Louises broer, Oscar, aan broeder Branham om te bidden dat enige van zijn pony's, die al maanden verdwaald waren in de wildernis waar ook grizzlyberen woonden, ongedeerd bij hem teruggebracht zouden worden. Door een visioen werd hem verteld dat de verdwaalde dieren gevonden zouden worden, en dat ze de sneeuw zouden staan.
William Branham met Oscar. Tijdens een jachttocht in 1963, vroeg Louises broer, Oscar, aan broeder Branham om te bidden dat enige van zijn pony’s, die al maanden verdwaald waren in de wildernis waar ook grizzlyberen woonden, ongedeerd bij hem teruggebracht zouden worden. Door een visioen werd hem verteld dat de verdwaalde dieren gevonden zouden worden, en dat ze de sneeuw zouden staan.

Eerst dacht ik dat Oscar een jager bij zich had. Ik kwam in de hut, en de man zei me: “Ik ben Broeder Branham. Ik bid voor de zieken, en ik ben gekomen om voor je moeder te bidden.” We gingen allen naar binnen en baden voor haar. Het leek erop dat ze voor een korte tijd in slaap viel, en toen ze wakker werd was ze als een nieuw mens. Dit alles gebeurde terwijl Broeder Branham nog in de hut was. Er was een kachel waar ik omheen liep, en ik stond daar gewoon met mijn rug gekeerd, en Broeder Branham zei: “Waar Jezus niet welkom is, ben ik het ook niet.” Ik draaide me om en zei: “Ik geloof in Jezus.” Dan leek het alsof hij net boven me keek, en ik denk dat hij een visioen zag. Zeer zachtjes, alsof hij tot zichzelf sprak, zei hij een naam die ik niet hoorde, en dan nog een andere naam. Hij kwam tot zichzelf, plaatste zijn pet op zijn hoofd en ging naar buiten. Toen hij op het punt stond om te vertrekken stapte ik met hem tot aan de afsluiting van het kamp. Hij vroeg me welke toekomstplannen ik had, en ik zei hem dat ik naar de hogeschool zou gaan. Hij zei: “Doe dit niet. Je vader en moeder zijn oud, en als je thuis blijft en voor hen zorgt, zal God je een goede echtgenoot geven. De man met wie je nu wil trouwen, vergeet hem; hij is niets voor u.”

Het jaar daarop bracht Louise één van de pony's naar de profeet om hem te tonen dat het exact geschied was, zoals het was voorzegd, Oscar ging heen in 1975.
Het jaar daarop bracht Louise één van de pony’s naar de profeet om hem te tonen dat het exact geschied was, zoals het was voorzegd, Oscar ging heen in 1975.

Ik weet werkelijk niet waarom ik in 1963 Lila ging bezoeken, maar toen ik Broeder Branham zag, glimlachte hij en begroette me. Het paard waarop ik reed werd meestal onrustig in de nabijheid van vreemde paarden, maar deze keer was er geen probleem. Haar naam ‘Toda’ betekent Arend. Ik reed een tijdje naast hem, en hij sprak met mij over veel dingen. Als we mijn familiekamp naderden, keek hij naar me en zei: “Ik heb een dochter Becky, dezelfde leeftijd als jij.” Later schreef ze me.

God toonde hem alles over mij, en ik zei: “Ja, dat is de waarheid.” Het was de gelukkigste dag van mijn leven. Ik werd een nieuw schepsel, en ik verloor mijn oude zondevolle denkwereld. Vroeger deed ik dingen die verkeerd waren en ik was zeer koppig, maar die dag heeft mijn leven voor altijd veranderd. Ik was niet langer een zondaar.

Ik ging gewoonlijk uit, op zoek naar bepaalde sensaties, maar hierna was ik het rustige kind. Ik handelde anders en mijn ma was ongerust, maar mijn broer Oscar zei haar: “U wilde toch dat er iemand met haar sprak, is het niet? Wel de profeet sprak met haar, en het zette haar leven voor goed op orde.” Natuurlijk was het de Heilige Geest die het werk in me deed.

Mijn broers en zusters vroegen zich af wat er met mij gebeurd was, omdat ik nu zo rustig was. Ik scheen zo gezalfd te zijn. De uitstorting van de Heilige Geest was zo krachtig, dat het ernaar uitzag dat ik boven de wolken was.

Later, stuurden ze ons enkele ‘Gesproken Woord’ boekjes, en ook een van de dikke rode boeken, ‘Conduct, Order and Doctrine’  (Gedragsorde en Leerstellingen), die ik mijn droom gezien had. De katholieke priester zei ons dat dit allemaal verkeerd was, maar we wisten al dat de profeet niet liegt, dus droegen we de schande. Vele mensen lachten ons uit, en bespotten onze familie, maar God zegende ons.

We zouden nooit woorden tegen elkaar moeten hebben. We zouden altijd de mooiste dingen over een broeder of een zuster moeten zeggen. Als er een in de put zit, duw hem nooit dieper erin. Trek hem eruit; haal hem eruit zo vlug als je kan.

William Branham (Dorstend naar leven - 4 maart 1960)