Douglas McHuges

Geboren: 31 augustus 1932
Woonplaats: Tuscon Arizona
Op de Sunset Mountain (zonsondergangberg) genoot hij van de profetische gave, hij keek naar de wervelwind die het kamp binnenkwam, een boodschap brengend van bedreigende vernietiging.
Voorganger van de ‘Noordkant gemeenschap’.

Douglas McHuges
Douglas McHuges

In 1947 waren we ons niet ervan bewust dat er een Boodschap was. Voor ons was het gewoon een buitengewone, miraculeuze bediening. Ik was 15 jaar oud en was pas bekeerd in een kleine niet-denominationele pinksterkerk in Visalia, California. We kregen een brief van mijn tante, die naar een samenkomst van br. Branham ging in Little Rock, Arkansas, in de kerk van Broeder G.H. Brown, en ze schreef ons, dat als we een kans zagen om die man te zien en te horen, we dit zeker moesten doen.

Kort hierna, kwam Broeder Branham naar Los Angeles en we gingen naar hem luisteren. Sinds die eerste samenkomst, het was in 1947, elke keer dat ik een kans had om in zijn samenkomsten te zijn, was ik daar. Wat hem voor mij zo bijzonder maakte waren zijn manieren en zijn nederigheid. Toen hij op het podium kwam en zei: “Goeie avond, vrienden” dat klonk anders dan wie ik vroeger ooit hoorde. In andere samenkomsten zag ik vele genezingen, maar de geest die ik voelde rondom Broeder Branham was helemaal anders. Ik begon te prediken toen ik 17 jaar was, en elke keer dat ik in samenkomsten was, en hoorde dat broeder Branham in de buurt was, zou ik mijn eigen dienst sluiten en naar hem luisteren. In die tijd wist ik zelfs niet dat er werd verondersteld een profeet te zijn voor deze dag.

In het begin van de jaren 1960, begon ik de bandopnames van Broeder Branham te ontvangen. Ik hoorde hem zeggen dat Maleachi beloofde dat er een boodschapper op het toneel zou komen, een engel tot het gemeentetijdperk van Laodicea. Ik hoorde dit alles en ik realiseerde me dat hij het was. Daar was het dat ik begon te beseffen dat er een Boodschap was. Dat was het keerpunt in mijn leven.

Er was geen groot verschil tussen de doctrines waarin ik was opgegroeid en de wijze waarop Broeder Branham leerde, omdat hij en onze oude voorganger ‘de Godheid’ en ‘de doop’ op dezelfde wijze predikten. Maar we hadden één leerstelling die tegenovergesteld was, en dat was ‘avondmaal’. We namen geen letterlijk avondmaal, we geloofden in wat we noemden een geestelijke gemeenschap. Ik wist dat Broeder Branham leerde dat we een letterlijk avondmaal moesten nemen – wijn en ongezuurd brood – maar ik kende de Schriftuurlijke basis niet van zijn lering. Ik kende de in-en-uit niet, en ook niet het waarom. We hadden geleerd: als je het Werkelijke hebt, waarom zou je dan een vervangmiddel nemen? Ik vroeg een broeder die nauw met Broeder Branham verbonden was of hij het me kon uitleggen, maar hij kon het niet. Ik vroeg of Broeder Branham een bandopname had over het onderwerp, maar niemand scheen er iets over te weten. Het was frustrerend. Ik besloot te wachten tot de tijd rijp was en dan te proberen zelf met Broeder Branham er over te spreken.

Ik ontmoette Broeder Branham persoonlijk in 1964, in Bakersfield, California, in een restaurant waar hij en Broeder Billy Paul aan het eten waren. Broeder Borders, die naar onze gemeente kwam, was in die tijd Broeder Branhams campagneleider, hij was bij me en hij stelde me voor. We spraken enkele minuten met hem, en Broeder Branham nodigde me uit om met hem en een groep broeders te gaan jagen op de Sunset Mountain in Arizona (zonsondergangberg). In die tijd, had ik een oogziekte die maakte dat ik langzaam het zicht zou verliezen in mijn rechter oog. Helder zonlicht zou ervoor zorgen dat mijn oog overvloedig traande. Toen ik naar Arizona trok voor de jacht, die op 27 februari begon, ging mijn jongere broer Glen met mij mee om te helpen rijden.

Ik had respect voor Broeder Branham; ik ging daar niet heen om hem tot last te zijn. Als je Broeder Branham het verhaal hoort vertellen op de band, zegt hij dat ik hem vroeg: “Broeder Branham zie hier buiten visioenen?” en hij antwoordde: “De reden dat je me dit vraagt is dat je een oogprobleem hebt.” Wel dit gebeurde over drie dagen heen. Als Broeder Branham het zegt, klinkt het alsof het een vijfminuten gesprek is. Toen ik hem vroeg of hij visioenen zag, zaten we te lunchen, en hij leunde tegen een rots aan. Hij vertelde me over de Engelen die naar hem toe gekomen waren daar op de berg, en over het zwaard dat verscheen in zijn hand in Sabino Canyon. Terwijl we over deze dingen spraken, vroeg ik: “Wel Broeder Branham, zou God u een visioen geven hier buiten?” Ik bedoelde zoals op een plaats waar we waren. Ik was gewoon met hem aan het spreken. Nu, binnenin was mijn geest het vermoedelijk aan het uitschreeuwen naar hem toe, maar ik had geen enkele bedoeling hem ook maar te belasten.

Douglas Mchughes met William Branham op Sunset Mountain
Douglas Mchughes met William Branham op Sunset Mountain

Het was de eerste of de tweede dag dat we daar waren. We jaagden een tweetal dagen, en dan op de laatste jachtdag, zat Broeder Branham aan een klein tafeltje, hij werkte aan de verrekijker van een geweer. Hij had een schroevendraaier in zijn hand en een bril op. Ik stond dichtbij, om foto’s nemen, toen hoorde ik Broeder Branham tot me spreken. Hij zei: “ Broeder Douglas ”, en de wijze waarop hij sprak klonk anders. Ik draaide me om en keek naar hem, hij keek me recht aan. Ik zou kunnen zeggen dat hij in een visioen was. Hij zei: “Uw moeder heeft ongeveer dezelfde leeftijd als ik. Ze woont in California en heeft kleine tumoren rond haar tenen.” Hij gebruikte zijn hand om te tonen waar ze waren. Hij zei: “Ze staat op de lijst voor een operatie. Het is: ‘Zo spreekt de Heer’ ze moet niet geopereerd worden.” Enkele seconden later zei hij: “Ik zie een gezette dokter in uw ogen kijken. Hij zei je dat je blind zal worden aan je rechter oog. Hij zei je dat hij je al zolang heeft behandeld, dat hij niets meer voor je kan doen, en dat je blind zal worden. ‘Zo spreekt de Here’ je zult niet blind worden.”

Welnu, u kunt zich wel voorstellen hoe de dingen waren. Broeder Branhams woorden veroorzaakten een stilstand in het gehele kamp, en het was een rustig en heilig gevoel. Maar Broeder Mc Anally, een onderzoeker, een vriend van Broeder Branham die ook met ons jaagde, haalde iets uit zijn zak, een jachtfluitje (roeper), hij begon erop te blazen. Elkeen die ooit zoiets hoorde weet welk geschreeuw het is, welk een krijsend geluid ze maken, en ik zeg je, dat plotse geluid dat kwam net na die complete stilte, schokte iedereen. Ik geef toe dat mijn eerste gedachte was: “Ouwe jongen, God zal je dood slaan en we moeten je hier wegbrengen” In plaats daarvan, ging Broeder Branham in zijn hemdzakje en haalde zijn roeper uit en begon erop te blazen zo luid als hij maar kon! Ik was op dat moment meer dan geschokt. Hij had pas een visioen gehad, en hier enkele seconden later was hij aan het lachen en op zijn roeper aan het blazen. Ik dacht: “Mijn Heer, wat is er gaande?”

Drie tot vier minuten gingen voorbij, en ik was nog steeds aan het proberen om alles te absorberen wat zojuist gebeurd was. Ik zag Broeder Branham opstaan, een schop nemen en naar het kampvuur gaan, naast een grote ronde steen. Ik begon hem te filmen toen hij met de schop vuil op de kolen gooide. Dan opeens, recht uit de hemel, daar aan de kant van de rotswand kwam een wervelwind, en stenen en vuil begon rond te vliegen. Ik wist dat er iets bovennatuurlijks gebeurde, maar ik wist niet wat. Ik denk niet dat ik kan zeggen dat ik bevreesd was, omdat ik niet bang was dat mij iets zou overkomen. Ik wist alleen maar dat wat daar gebeurde niet normaal was. Het was gewoonweg niet normaal. Ik lette op Broeder Branham omdat ik wou zien wat hij zou doen. Hij reikte gewoon omhoog, nam zijn hoed af en keek naar boven, recht in de wervelwind. Die wind schreeuwde, en zweepte de toppen van de bomen. Broeder Branham zei dat het drie donderslagen gaf, maar om eerlijk te zijn, ik hoorde die drie donderslagen niet. Ik hoorde alleen maar dat grote, grote geluid. Dan ging het weer omhoog, regelrecht de lucht in waar het vandaan kwam. Broeder Branham zette zijn hoed weer op, en stapte tot waar enkelen van ons stonden. Hij gedroeg zich alsof hij niet wist of hij over wat gebeurd was zou spreken of niet. Hij had een aarzelende blik op zijn gezicht. Het enige wat hij toen zei was: “Weet je, eens sprak God tot Job in een wervelwind.” Toen ging hij door, begon papier en vuil op te rapen, het kamp opruimend zoals hij altijd deed. Het was later op die dag dat hij een beetje erover begon te spreken. Ik geloof dat hij erover sprak met Broeder Robertson en Broeder Wood.

Later vertelde hij me, dat toen hij daar zat en me vertelde over mijn moeder en mezelf, de Engel des Heren tussen ons stond en hem zei zich af te scheiden van de rest van ons omdat Hij hem iets te zeggen had. Toen was het dat hij opstond en naar de rots ging. Maar in mijn gedachten, kon ik dat niet vatten. De Engel des Heren stond daar tot hem te spreken, terwijl al dat lawaai van die roepers aan de gang was! Die gedachte blies mijn gedachten op, maar zo was het nu eenmaal.

Nadat dit alles gebeurde, waren mijn ogen nog steeds in dezelfde toestand als voorheen. Ik pakte mijn geweer en verliet het kamp om te proberen te jagen. Ik was al een heel stuk de berg op toen ik me plots realiseerde dat mijn ogen geen pijn meer deden. Ik droeg een heel donkere zonnebril en ik zette hem af, en ik voelde geen pijn. Ik had een grote strohoed op en nam hem af, en ze deden nog steeds geen pijn. Ik keek recht omhoog in de lucht, nog altijd geen pijn. Ik had een kleine opwekking, daar op de berg, vooraleer ik me naar het kamp terug haastte. Ik kon niet wachten om te vertellen wat er gebeurd was. Toen ik in het kamp kwam, was er geen ziel aan wie ik het kon vertellen, maar enkele minuten later kwam Broeder Branham het kamp binnen. Hij plaatste zijn geweer tegen een boom en kwam direct tot bij de rots waar ik stond. Hij draaide zich alsof hij zijn handen wou warmen, en hij greep me tussen de ribben en zei: “Wat nu met die ogen van je?” Ik moest hem het verhaal vertellen.

Je wist altijd dat je met een speciaal persoon te doen had, een man Gods. Broeder Branham was het soort man die altijd de andere eerst plaatste. Hij was nooit competitief, op geen enkel vlak, en hij wou altijd dat de anderen eerst door de deurgang gingen of het spel wonnen. Bij hem was er niets geveinsd. Hij was echt. Broeder Branham was altijd een gentleman, met een uitzonderlijk geduld, liefde en nederigheid. Natuurlijk was hij als een man Gods, de echte Stem van God. Daar valt niet aan te twijfelen.

Terwijl we op de ‘Sunset jacht’ waren, zei hij op een avond: “Morgenochtend gaan we naar boven in de canyon en daar zullen we de zwijnen vinden.” Oude Broeder McAnally was een oude onderzoeker, en ik denk dat Broeder Branham graag bij hem was omdat hij niet geestelijk aan hem hing. Maar hij zei: “Broeder Branham, die zwijnen zijn daar niet.” Broeder Branham zei: “Wel, misschien heb je wel gelijk Mac.” De volgende dag stelde Broeder McAnally ons een ‘wilde ganzen jacht’ voor, en we zagen geen zwijnespoor, en nog minder een zwijn. De volgende morgen, gingen we waar Broeder Branham ons twee dagen voordien gezegd had te gaan, en in 30 minuten waren we achter een kudde zwijnen aan. Hij kon wel gezegd hebben: “Wel Mac, ik weet wel waarover ik spreek.” Maar in plaats hiervan zei hij: “Je kunt wel gelijk hebben.” Op die wijze bestond hij.

Tom Simpson, Donovan Weerts, Ed Martens, Roy Roberson, Williambrabham, Glen McHughes, Welch Evans, Doug McHughes, Billy Paul Branham, Roy Borders; (zittend) J.W. McAnally.
Tom Simpson, Donovan Weerts, Ed Martens, Roy Roberson, Williambrabham, Glen McHughes, Welch Evans, Doug McHughes, Billy Paul Branham, Roy Borders; (zittend) J.W. McAnally.

Een andere keer, zaten we rond het kampvuur en we spraken over jagen. Ik zat naast Broeder Branham en opeens zei hij: “Weet je, oude Saul was een schurk. Hij was verschrikkelijk. Hij jaagde op David door het ganse land om te proberen hem te doden. Hij was ongehoorzaam aan God en God verliet hem en draaide Zich van hem weg. Hij verbrak zelfs zijn eigen wet en nam een heks om voor hem te onderscheiden. Toen Samuel opgeroepen werd, zei hij: “Waarom heb je dit gedaan? Als je gewoon geduldig geweest was. Morgen deze tijd zal je bij mij zijn.” Broeder Branham keek me aan en zei: “Waar was Samuel? Stel God daarover nooit een vraag.” In verband met dat punt had ik enkele sterke gevoelens over Saul. Ik was van Pinksteren en nogal wettisch. Ik dacht dat Saul niet veel kans had. Hij was tegen God ingegaan en God had zijn koninkrijk van hem weg genomen. Volgens mijn manier van denken restte hem niet veel meer. Op die dag dacht ik eigenlijk niet aan Saul, en zo wist ik dat Broeder Branham mijn gedachten niet las. Het was gewoon iets dat de Heer wilde dat bij mij rechtgezet werd.

Hoe verbazingwekkend is het, te bedenken, dat een profeet, een man van God, op een dag van een berg naar beneden kwam, naast mij ging zitten en zei: “Zie je die grote rots daar op die berg? Daar heb ik deze morgen mijn volgende boodschap van God gekregen.” Dan greep hij naar zijn hemdzak, haalde een klein verfrommeld papiertje eruit en daarop was geschreven: ‘Oogsttijd.’ Te bedenken dat hij tijd nam om zelfs dat met me delen. Ik ben daar niet waardig voor, in het geheel niet. Het was het hoogtepunt in mijn leven, omdat ik mensen ken die hun rechterarm zouden gegeven hebben om vijf minuten met hem te zijn, en ik kon bijna een maand met hem doorbrengen.

Toen Broeder Branham in april 1965 ‘Het Kiezen van een Bruid’  predikte (ik kon er niet zijn, ik had een bouwfirma en ik moest werken) vlogen mijn vrouw en Zuster Helen Borders naar Los Angeles om hem te horen. Toen ze terug kwamen, vertelden ze me wat hij gezegd had. Nogal vlug hoorde ik anderen die er ook waren ofwel erover gehoord hadden, vertellen over de aardbeving en het oordeel. De mensen waren werkelijk verward.

Ik nam de telefoon en belde Broeder Billy Paul op in Tuscon en ik vroeg of ik misschien met Broeder Branham kon spreken. Hij zei dat hij niet binnen was, maar hij zou ervoor zorgen dat hij me zou bellen. Broeder Branham belde me die avond rond 10u. Ik zei: “De reden dat ik u belde was in verband met de boodschap die u sprak over het zinken van Los Angeles. De mensen kwamen terug en ze zijn een beetje bezorgd, ik weet niet wat ik hen moet zeggen.” Hij zei: “Broeder Doug, ik weet nu niet direct iets over de plaats waar u woont, maar als ik iemand had in Los Angeles, zou ik hem daar uithalen, maar waar u woont, ik weet het niet. De Here toonde me niets daarover. Zeg de gemeente te blijven waar ze zijn, en als God me iets toont, of me een visioen geeft, of me iets erover zegt, dan bel ik je en laat het je weten.

Ik ontving de bandopnames van Broeder Branhams samenkomsten en ik hoorde hem zeggen: “Californië, ge zijt verdoemd. Als dit gebeurt, zal het instorten helemaal tot aan de Salton zee.” Ik hoorde hem over al die dingen spreken en zei bij mezelf: “Hij spreekt tot mij op die banden. Het is niet nodig dat hij het me nog daarover opbelt.”

We besloten dat we zouden verhuizen. Het was niet omdat ik bang was voor een aardbeving; we hadden al jaren aardbevingen gehad. Maar ik wou de profeet niet ongehoorzaam zijn. Ik plaatste een plakkaat voor het huis ‘Te koop’. Ik zei aan mijn vrouw dat ik mijn ontslag zou geven in de kerk en mijn werk opgeven. Ons besluit stond vast.

Ik ging jagen naar Colorado de laatste week van oktober. De eerste nacht in het kamp, was Broeder Branham zenuwachtig. Het vuur brandde goed, hij wandelde er rond en praatte, zoals hij altijd deed als hij zenuwachtig was. Heel vlug sprak hij erover, hoe de zonde overging van het oosten naar het westen, en hoe de beschaving ging van het oosten naar het westen en hoe het zich aan de westkust ophoopte.

We waren met zijn vieren van Californië: Roy Borders, Floyd Patterson, Marion Phillips, en ikzelf. Broeder Branham keek ons aan en zei: “Jullie broeders die in Californië wonen, ga daar weg zo vlug je kunt.” Ik was op de negende wolk, want dit was precies mijn plan. De volgende dag gingen we ’s morgens op jacht, en we kwamen binnen rond de middag. We zaten allemaal rond het vuur, en ik zei: “Broeder Branham, ik ben zo blij over wat je gisteravond zei, over het weggaan uit Californië. Is het goed als ik uw raad vraag over de wijze hoe het te doen?” Hij zei: “Zeker.” Ik had een kleine caravan, een 5-meter reiscaravan, en hij kwam binnen om te praten. Hij vroeg me hem te vertellen wat ik voelde, en ik zei hem: “Mijn plan is: ik ga naar huis, stel mijn eigendom te koop, geef mijn ontslag in de kerk, stop mijn werk, en verlaat de staat.” Hij keek me aan en zei: “Ik denk niet dat ik het op die wijze zou doen.” Wel, ik voelde alsof de bodem van mijn boot er uit viel. Ik schreeuwde, zat gewoon te schreien. Ik weet dat hij met me begaan was, en hij zei: “Broeder Doug, geloof je dat ik Gods profeet ben?” Ik zei: “Ja, meneer. Ik geloof dat met alles wat in me is.” Hij zei: “Zal je doen wat ik je zeg te doen?” Ik zei: “Op de beste wijze die ik kan.” Hij zei: “Je gaat naar huis en plaats je eigendom te koop. Zeg de gemeente niets, en wacht tot God het voor je uitwerkt.”

Om eerlijk te zijn, ik was werkelijk niet voldaan. Ik had geen ‘echt duidelijk ding’ te doen, omdat hij alleen maar zei dat ik me moest klaarmaken voor wat God voor me zou doen. Toen ik thuis kwam, plaatste ik een ‘Te koop’- bord in de voortuin, zoals hij gezegd had en ik wist dat de eerste kerel van de gemeente die voorbij kwam zich zou afvragen wat er gaande was. Natuurlijk, de eerste kerel die voorbij kwam parkeerde zijn wagen en kwam binnen om me te bevragen. Ik zei: “Wel, ik maak me klaar om te doen wat God wil dat ik doe.”

De situatie in de gemeente was zo, dat enkele mensen ondertekend hadden voor de hypotheek van de gemeente, en ik wist dat ik dit niet zo kon laten. Ik riep een zakelijke bijeenkomst samen met de broeders van de gemeente en zei hen dat de eigendomsakte moest overgaan naar een raad van beheerders, omdat het niet juist was dat alleen enkele broeders de last van de hypotheek droegen. Wel, de eerste broeder zei: “De wijze waarop ik Broeder Branham hoor prediken, ik denk er niet aan om in die raad te komen. Misschien zal ik er niet meer zijn.” De volgende zei hetzelfde, de volgende hetzelfde, allen van hen. Slechts één uit de groep van 15 mannen zou erover nadenken om eventueel in de raad te komen.

Ik vermoed dat het hen duidelijk werd, ze keken me aan en vroegen wat ik van plan was te doen. Ik zei: “Ik maak me klaar om te doen wat God van me verlangt te doen.” Om eerlijk te zijn, voelde ik dat het dom was om zoiets te zeggen, maar dat was het wat hij me zei te doen. Een broeder nam het woord en zei: “Als we hier niet meer zullen zijn, dan hebben we ook geen gemeente meer nodig. Laten we ze te koop zetten.” Die avond kwamen ze overeen om de kerk te koop te zetten.

Allen, behalve twee of drie families verkochten hun eigendom, en de mijne was nog steeds te koop. De kerk was verkocht, en heel wat mensen waren al verhuisd toen Broeder Branham het ongeval kreeg, maar mijn eigendom stond nog steeds te koop. Ik was de laatste om te verkopen. Ik verkocht toen Broeder Branham in het ziekenhuis lag in Amarillo. Tegen 15 januari 1966 was vijfenzeventig procent van de gemeente in Tuscon.

Op 6 december 1965, in het Holiday Inn restaurant in San Bernardino, kwam Broeder Branham naar de tafel waar Broeder Roy Borders en ik aan het eten waren. Twee dagen ervoor predikte hij ‘De Opname’  in Yuma, Arizona, en de mensen daar in de Ramada Inn waar de dienst gehouden werd waren zo respectloos geweest. Het was een banket, en het personeel van dienst zat achteraan in de kamer rokend, ze klommen op de tafels en maakten lawaai met de vaat. Zelfs de beheerder kwam binnen en ze wuifde met haar handen opdat Broeder Branham het gebouw zou verlaten. Dit alles gebeurde terwijl hij nog steeds aan het prediken was. Je zult bemerken dat Broeder Branham op de band zegt: “Neem het offer dat je vanavond ophaalde en betaal voor de overuren die we maakten in het gebouw.” En als hij bad, bad hij iets als dit: “Neem die bevende, gebroken woorden en bindt ze samen, plaats ze vanuit mijn hart in de harten van de mensen.” Hij was werkelijk zenuwachtig.

Die ochtend, in San Bernardino, zei hij: “Als je er niets op tegen hebt, wil ik u bezoeken, echt wat met u gaan zitten.” Natuurlijk was dat iets groots. Ik nam een stoel voor hem, en hij begon te praten over de aardbeving en hoe de olieleidingen zouden breken in de straten en dat er elektrische kortsluitingen zouden zijn, door de hoogspanningskabels. Hij zat daar twee uur.

Nu iets persoonlijks, ik had een droom net voor we die trip maakten, en ik was erdoor van streek. In de droom zag ik een auto-ongeval. Het was een droom waarvan je niet kan weglopen Ik dacht dat het misschien een verwittiging voor me was, en ik denk dat ik nooit voorzichtiger gereden heb dan op die trip. Daar aan de tafel, vertelde Broeder Branham over een droom van een van de Evens’meisjes, en het ging erover dat hij geschoten was. Ik herinner me de exacte details niet meer. Broeder Branham draaide zich om, keek me aan en zei: “Weet je, ik hou ervan als mijn vrienden hun dromen vertellen.”

Ik had een verrekijker gekocht voor Broeder Branham. De laatste jachttocht die we maakten, in Colorado, was hij gevallen en zijn verrekijker was gebroken. Ik vroeg Billy Paul hem geen andere te laten kopen, omdat ik het voor hem wou doen. Dat deed ik, ik bracht hem mee naar San Bernardino. Die namiddag, vroeg ik Billy Paul of het goed was om naar de kamer van Broeder Branham te gaan en hem de verrekijker te geven, en hij zei: “Zeker.” Ik ging naar de kamer en Broeder Branham vroeg me om binnen te komen. Toen ik hem de verrekijker gaf, probeerde hij hiervoor te betalen. Ik zei: “Broeder Branham, die ochtend in het restaurant, maakte je een opmerking dat je ervan hield dat je vrienden hun dromen vertellen. Ik heb een droom gehad waarover ik je werkelijk wilde vragen.” Ik zei hem: “In die droom, zag ik een auto-ongeval, en er waren ziekenwagens en rode lichten. Dan veranderde het tafereel, en ik zag zes man een kist dragen. Ik kende die mannen niet, het was iets wat me werkelijk hard raakte.” Hij zat daar een minuut, hij keek me aan en zei: “Broeder Doug, ik kan je zeggen dat je droom geestelijk is, maar ik kan je niet zeggen wat het betekent.” Ik heb me altijd afgevraagd of het op hem sloeg, omdat hij precies twaalf dagen later het auto ongeval had.

De volgende ochtend, kon ik weer mijn tijd doorbrengen met Broeder Branham. Ik zei hem: “Broeder Branham, u vertelde ons dat er drie dingen zijn die we moeten doen: waterdoop, voetwassing en avondmaal. Ik kan waterdoop in de Schrift zien, maar ik heb het moeilijk om te zien waar ze het ‘avondmaal’ vandaan halen, behalve dat in 1 Corinthe 11, Paulus werkelijk zegt wat ze aan het doen waren.

Hij zei: “Ja, dat is juist. Het is moeilijk om het te zien. Maar weet je, daar in de Schriften waar het Woord van God zegt dat de gemeente samenkomt en brood brak? Dat was wat ze deden.” Er was mij altijd geleerd dat ze alleen maar samenkwamen en aten, maar hij zei: “Ik geloof dat elke keer dat de vroegere gemeente samenkwam, ze ‘avondmaal’ hadden. Wij hebben het eens per maand in de Tabernakel in Jeffersonville, maar ik geloof dat de vroegere gemeente het elke keer deed toen ze samenkwamen. Hij bleef enkele uren bij me om over ‘avondmaal’ te spreken, heel geduldig ging hij door alle details heen.

Toen we het restaurant verlieten ontmoetten we een broeder, en Broeder Branham zei hem: “Gisteren, kwam een knappe jonge man naar mijn kamer en gaf me een verrekijker zo dat ik beter zou kunnen zien. Door de genade van God, was ik deze morgen in staat om die broeder een verrekijker te geven opdat hij beter zou kunnen zien.” Dat is naar ik veronderstel één van de hoogtepunten van onze tijd samen.

Op zaterdagavond hoorden we over het ongeluk. Middernacht, zaten Broeder Roy Borders en ik in een vliegtuig vanuit San Francisco naar Amarillo. We kwamen er aan op zondagmorgen om 10 u. Ik bleef daar twee dagen, en dan moest ik terug naar huis voor mijn werk. Op kerstavond vloog ik naar Phoenix, en ik was van plan om de volgende dag door te vliegen naar Amarillo met Evan en Alan Moseley, in hun vliegtuig. Ik was bij Broeder Alan thuis, toen ik hoorde dat Broeder Branham was heengegaan. We wisten niet wat te doen, zo gingen we door en vlogen naar Amarillo zoals gepland was. We wilden daar zijn.

Toen ik voor het eerst Broeder Branham hoorde, hoorde ik hem spreken over buiten zijn in de bossen met de eekhoorns en arenden enzovoort. Toen was ik slechts een kind, daar zittend, en ik dacht: “Heer, ik zou er alles voor geven om daarbuiten met die man te zijn.” En God gaf me die mogelijkheid. Dat is het meest unieke ding in mijn leven. God gaf me werkelijk het verlangen van mijn hart.

Het is zoals David zei in de Psalmen:“Verheug uzelf in de Here, en Hij zal je de verlangens van je hart geven.”

Er was nooit een moment dat ik met Broeder Branham was, dat ik God niet gemanifesteerd zag.