Mary Norman

Mary Norman

Geboren: 19 november 1923
Woonplaats: Tuscon, Arizona.
Zij en haar man waren getrouwe vrienden die de weg baanden voor William Branhams verhuis naar Tuscon. Gene Norman ging heen op 29 december 2002.

Mary Norman
Mary Norman

Mijn vader was zes jaar oud toen hij met zijn ouders uit Duitsland kwam, om zich te vestigen op een boerderij in Iowa. De familie was niet godsdienstig, maar hoe dan ook, God had Zijn hand op die kleine jongen, en hij herinnerde zich dat hij als kleine jongen in een Iowa korenveld op zijn knieën ging en God vroeg om hem tot de waarheid te leiden. Zoals Broeder Branham zei: “We zijn diegene die ons zijn voorgegaan heel wat schuldig,” en ik wil nu een beetje hulde brengen aan mijn vader, Harm Weerts, die geen compromissen sloot. Hij leed veel, was hard en strikt, maar hij plantte onze voeten op een pad dat onuitspreekbare zegen bracht aan zijn kinderen en kleinkinderen. Mijn moeder is heengegaan toen ik acht jaar was, en later huwde mijn vader een dame die met de Pinksterbeweging vertrouwd was. Hij was een Zevende dag Adventist, en enkele van mijn vroegste herinneringen waren hoe mijn vader las, zocht en eindeloos over religie discussieerde. (zo leek het) Zelfs vanaf jonge leeftijd, was ik altijd al iemand die ging zitten, luisterend naar alles wat gezegd werd. Ik begon mijn bijbel te lezen toen ik nog een jong meisje was, en ik zei meestal: “Wel, dat gebeurde vroeger, maar waarom gebeurt het nu niet?” Ik kon niet begrijpen waarom we deze dingen vandaag niet zagen. Nu, ik moet zeggen, toen Broeder Branham kwam, was ik klaar voor zijn bediening.

In 1949 ging mijn vader naar een kampsamenkomst in Noord Minnesota in Lake Geneva, en toen hij daar was hoorde hij enkele collegestudenten van de bijbelschool in Minneapolis over Broeder Branham spreken. Toen hij aan Gene, mijn man, en mij vertelde wat hij gehoord had, zochten we naar meer informatie en heel vlug kregen we een ‘Stem van Genezing’  magazine. We waren opgewonden toen we op een dag lazen dat Broeder Branham, in juli 1950, een tentsamenkomst zou hebben in Minneapolis. Gene en ik reden naar elke samenkomst die mogelijk was. Daar was het dat ik mijn eerste 8mm film maakte van Broeder Branham, toen hij de tent verliet na het prediken. Het was ook in diezelfde samenkomst dat de Engel des Heren zei dat Broeder Branham een zoon zou hebben en hij hem Joseph zou noemen. De volgende stopplaats voor de tentsamenkomst was in Cleveland, Ohio. Gene en ik, namen direct vakantie, en met onze 18 maand oude dochter, Norma, reden we naar Cleveland om ook in die samenkomsten te zijn. We probeerden daar altijd vroeg te zijn, Gene ging binnen en hield onze zitplaatsen, zo dat ik Norma zolang mogelijk buiten kon houden. Op die leeftijd kon ze nog niet lang stil zitten.

Ik had mijn filmcamera, en op zondagnamiddag was ik daar toen Broeder Branham opreed. Ik zag hem uit de auto wippen met zijn moeder en zijn broer, en ik begon hen snel te filmen. Hij stopte en begon te spreken over het spoedig komen van de Heer. Mijn opnames waren goed, en gelovigen over de hele wereld genieten ervan. Maar terwijl mijn camera aan het lopen was, zo liep ook ons klein meisje. Norma liep van me weg en ik kon haar nergens vinden. De tent stond direct aan de oever van het meer Erie. Er was een muurtje van ongeveer 60 cm hoog voor je aan het water was, en ik liep daarheen om te zien of ze er niet over gekropen was. Ik ging helemaal rond de tent en kon haar nog steeds niet vinden, zo ging ik binnen om aan Gene te vertellen dat Norma verloren gelopen was. Net toen ik langs de zijkant binnenstapte, hielden ze haar omhoog op het podium, en vroegen of iemand zocht naar “een klein verloren gelopen meisje.” Broeder Branham keek op en lachte, en Gene was al op weg om haar te halen.

William Branham in Cleveland, Ohio, 1950
William Branham in Cleveland, Ohio, 1950

We gingen naar heel wat samenkomsten. We namen een bandopnemer mee en maakten opnames voor onszelf, dat was de wijze waarop ze het toen deden. Die eerste banden namen maar op één snelheid op, en je kon slechts een half uur op elke kant opnemen. Meestal hadden we meer dan een band nodig om elke boodschap op te nemen, en die blanco banden waren heel duur, zeven of acht dollar per stuk. We beluisterden ze vele keren, en gebruikten ze dan opnieuw voor de volgende samenkomst, wat heel jammer was. Indien we wat beter nagedacht hadden, zouden we het niet gedaan hebben, hoe duur ze ook waren. Maar je ziet dat die banden voor een heel lange periode onze voldoening waren.

Door Broeder Branhams bediening, werden we goed bevriend met Broeder Fred Sothman en zijn familie in Saskatchewan, Canada. We gingen allen naar de Prince Albert samenkomsten in augustus 1956, en daar konden we een hele tijd doorbrengen met Broeder Branham en zijn familie. Gene ging mee op een vistocht die Broeder Fred geregeld had voor de broeders, en wanneer de mannen weg waren was ik voor drie of vier dagen samen met Zuster Branham. We gingen winkelen en hadden een goede tijd. Het volgende jaar sponsorde Broeder Fred een samenkomst in Edmonton, en hoewel we er niet konden zijn, plantte het een gedachte in onze harten. We zouden op onze streek een samenkomst sponsoren. In die tijd woonden we ongeveer 32km ten westen van Waterloo, Iowa. Ik herinner het me nog zo goed. We waren pas verhuisd en hadden nog geen telefoon, dus gingen we op een zondagnamiddag naar de winkel op de hoek om de betaaltelefoon te gebruiken en Broeder Branham te bellen. Hij kwam pas thuis van de dienst en beantwoordde de telefoon. Ja, hij zou komen, en hij zei ons hem te laten weten aan welke data wij dachten. Kunt u zich dat voorstellen?

Broeder Lee Vayle, die campagneleider was in die tijd, kwam en ontmoette de predikers uit de omgeving, er werden afspraken gemaakt voor een 10 daagse samenkomst op de renbaan in Waterloo, Iowa, januari 1958. Uitnodigingen werden naar alle kerken in het rond gestuurd. In alle plaatselijke kranten verschenen aankondigingen en er werden ook radiospots gemaakt. Als resultaat, kwamen er ongeveer vijfduizend mensen naar de samenkomsten.

Vlnr. Gene Norman, Mary Norman, Meda Branham, William Branham, Fred Sothmann, Martha Sothmann en de Kinderen Becky Norman en Sarah Branham, Prince Albert, 1956.
Vlnr. Gene Norman, Mary Norman, Meda Branham, William Branham, Fred Sothmann, Martha Sothmann en de Kinderen Becky Norman en Sarah Branham, Prince Albert, 1956.

Op een avond, toen Broeder Branham zich na het prediken van de boodschap ‘De enigheid van eenheid’  klaarmaakte om voor de mensen te bidden, was er een zeer krachtvol moment in de samenkomst. Hij zei: “Ik bid de Heer dat Hij deze menigte van mensen zal vrijmaken en de Heilige Geest van boven naar beneden zal zenden met een krachtig geraas op hen.” Enkele ogenblikken later, net zoals hij gebeden had, gebeurde het! Het donderde in het gebouw – een machtig gebulder, het was luid. Het was een groot gebouw, en het klonk voor mij als een geluid van de wind die onder een metalen dak raast. Hij zei: “De wind raasde nu over het podium hier, toen de Heilige Geest erover kwam, want het was het gesproken Woord van God dat het deed.” Eerst wist ik niet wat te denken over dat gedonder. Broeder Lee Vayle was op het podium en zei dat hij het dicht bij hem voelde en dat het zijn jas bewoog. Ik geloof dat die samenkomsten een keerpunt waren voor Broeder Branham, en voor ons evenzo, want het was bij het afsluiten van de diensten dat Broeder Branham het visioen kreeg dat hem vertelde dat wanneer hij de stenen zou opgestapeld zien op de rijweg, het tijd was om westwaarts te trekken.

Die zaterdagmorgen, voor de samenkomsten begonnen, gebeurde iets merkwaardigs tijdens het predikers ontbijt. Broeder Branham nam de tekst: ‘Ik was niet ongehoorzaam aan het Hemelse Visioen’  en jammer genoeg waren enkele predikers respectloos, velen gingen naar buiten. Enkele weken later, wanneer hij naar die ervaring verwees in Chattanooga, Tennessee, zei Broeder Branham: “Ik zou liever ontbijt genomen hebben met een hoop toverdokters ….. God bevrijdt ons hiervan.” Op het einde van dit ontbijt zei Broeder Branham aan mijn man: “Kom sta hier aan mijn zijde broeder Gene” en samen stonden ze aan de deur en ze schudden de hand van iedereen die naar buiten ging. Daarna, op de terugweg naar het motel, vertelde hij Gene: “Deze plaats staat onder oordeel. Als ik u was, zou ik hier weggaan en westwaarts verhuizen.”

Dat was alles wat er gezegd was, er waren geen verdere discussies. We begonnen plannen te maken. We verkochten onze zaak, hielden een veiling, en voor de eerste augustus waren we met onze drie meisjes – Norma, Mary en Becky – en alles wat we konden meenemen in onze auto en een kleine tweewiel aanhanger, op weg naar het westen. We wisten eigenlijk niet waar we naartoe gingen, maar van de bandopnames wisten we dat Broeder Branham van Arizona hield. Eerst stopten we in de Grand Canyon en bleven daar in een hut voor ongeveer 10 dagen. Dan reden we zuidwaarts naar Phoenix, waar we voor twee weken een kamer huurden en daguitstappen maakten naar verschillende steden dichtbij. We kenden geen levende ziel in die ganse staat.

Op een dag besloten we naar Nogales, Mexico, te rijden, en op onze terugweg naar het noorden stopten we in Tuscon aan een benzinestation. Daar hoorden we over de Sabino Canyon, een mooie oase slechts enkele mijlen van de stad. We brachten daar de namiddag door en hielden er zo van dat we besloten dat dit de plaats was waar we wilden zijn. We reden terug naar Phoenix om onze spullen te pakken. Tuscon was onze nieuwe thuis. Als we met onze schamele bezittingen terugkwamen, reden we langs Oracle Road en we zagen een plaats Minnesota Motel genaamd. Onze mensen waren van Minnesota, zo dachten we dat het een plaats was als een ander. We trokken erin en huurden een klein huisje achterin voor $75 per maand. De eigenaars waren oudere mensen van Minnesota, en als ze hoorden dat we daar een maand zouden blijven, vroegen ze of we konden zorgen voor het motel zodat zij een trip naar Minneapolis zouden kunnen maken. We waren akkoord, en zij gingen, maar terwijl ze daar waren, stierf de man. Zo, tenslotte runden wij het motel voor ongeveer twee jaar. Dat kwam goed uit, want wanneer Broeder Branham en Zuster Branham ons kwamen bezoeken, hadden we plaats voor hen om te verblijven. Dat was gewoon geweldig.

Van zodra we gevestigd waren in Tuscon, belden we Broeder Branham om hem te laten weten waar we verbleven en hoe het was; hij had ons gevraagd dit te doen. Het eerste wat hij zei was: “Heb je de kinderen al in de zondagsschool?” De volgende zondag, gingen we naar de zondagsschool. We gingen naar een ‘Assemblies of God’ kerk (gevestigd in hetzelfde gebouw waar Broeder Perry Greens gemeente nu is), en daar ontmoetten we Broeder Toni en Zuster Queenie Stromei, die later bevriend werden met Broeder Branham. Dat waren de eerste mensen die we in de stad ontmoetten. Ze waren pas een nieuw stuk aan het bijbouwen aan de zijkant van de kerk, en Gene had nog geen werk. Zo ging hij hen op vrijwillige basis helpen. Aan de zijdeur waar de predikers binnengaan plaatste Gene de ingangsdorpel, en terwijl hij die vastzette bad hij dat Broeder Branham daar op een dag eens zou overstappen. In februari 1961 stapte Broeder Branham over die ingangsdorpel, en predikte twee diensten in de kerk, die ‘Central Assembly’ werd genoemd maar nu is dat de ‘Tuscon Tabernakel’.

Ik herinner me de tijd wanneer Broeder en Zuster Branham in de San Fernando vallei van Californië waren voor diensten, en ze bij ons langs kwamen en verbleven op hun terugweg. We hadden een goede tijd. Op een avond vroeg ik of ze de films wilden zien die ik opgenomen had in Minneapolis in 1950. Hij keek heel verrast, en wende zich naar Zuster Branham en zei: “Ik droomde gisteren nacht dat ik Howard zou zien vandaag.” Howard, zijn broer, was de vorige herfst heengegaan. Hij zei dat de Heer hem waarschijnlijk die droom gaf opdat het voor hem geen grote schok zou zijn als hij Howard op het scherm zou zien.

Vlnr. Gene Norman, William Branham, Mary Norman, Meda Branham, Martha Sothmann, met de kinderen Becky, Norma en Mary Norman, en Joseph Branham.
Vlnr. Gene Norman, William Branham, Mary Norman, Meda Branham, Martha Sothmann, met de kinderen Becky, Norma en Mary Norman, en Joseph Branham.

In 1960, als we de band ‘De verworpen Koning’  hoorden, belde ik Broeder Branham en vroeg hem of hij er iets op tegen had dat ik het gedeelte typte waar hij sprak over zijn ervaring om achter het gordijn van de tijd te gaan, en het uitgaf. Hij zei goed, doe maar, en dat deden we. We noemden het boekje “Achter het Gordijn van de Tijd”  en ik herinner me dat we 10.000 exemplaren drukten voor $166! We namen er een deel mee als we naar Jeffersonville gingen voor de prediking van de gemeente tijdperken. Als ze uit waren drukten we ze opnieuw. Dit was voor Spoken Word Publications, er was toen nog niets gedrukt, zo denk ik dat dit de eerste gedrukte boodschap was.

Als we naar Jeffersonville gingen, voor de reeks over de gemeente tijdperken, in december 1960, heeft Broeder Branham ons uitgenodigd bij hem thuis te komen voor we terug naar huis gingen. We wilden hem zeker niet belasten als we met hem waren, maar hij wist waar wij doorheen gingen, want in die tijd dachten andere gelovigen dat wij zouden verhuizen naar Jeffersonville in plaats van Tuscon. In feite, enkele van hen noemden ons ‘Lot’, zeggend dat we niet wilden terugkomen waar Abraham was, dus waren we Lot hier in de woestijn. Die dag zei hij ons: “Jullie zijn net als familie. Ik zou niets meer over jullie denken als jullie familie waren.” Zo, voor ons was dit helemaal geen vraag. Hij had gezegd: “Als ik u was, zou ik westwaarts verhuizen”. En dat is exact wat we deden.

We bezochten eens een kerk waar ze een film toonden over de Holocaust. We waren ons niet bewust hoe echt het zou voorgesteld worden, en Mary, toen acht of negen jaar, was overstuur. Nadien kon ze ’s nachts niet meer slapen en ik moest bij haar gaan liggen. Ze zei: “Als er een God is, hoe kan Hij dat allemaal laten gebeuren?” Die zomer, in 1962, had Broeder Branham samenkomsten in Californië – South Gate, Santa Maria en Grass Valley. We gingen naar elke samenkomst en we maakten ons klaar om naar huis te vertrekken, toen hij ons vroeg bij zijn motel langs te komen, voor we vertrokken. We deden het, en ik zei aan Broeder Branham hoe Mary overstuur was door die film. Zij en Sarah, Broeder Branhams dochter, die dezelfde leeftijd had als Mary, speelden in de buurt en hij riep haar. Hij sprak een tijdje met haar en nam haar dicht tegen zich aan en bad voor haar. Hij zei: “In orde, ga maar verder spelen.” Hij keek naar Gene en zei: “Nu is het over. Toen ik voor haar bad, heeft iets als een kop van een buffel haar onmiddellijk verlaten.” Onnodig te zeggen dat Mary hierna in orde was. Later, hoorde ik de band getiteld ‘Demonologie’  en daarin spreekt hij over verschillende demonen en hoe ze eruit zien. Hij zei: “Een vallende ziekte demon ziet eruit als een schilpad met ronde ophangende poten.” Ik herinner me ook dat hij sprak over de dame die stopte aan de danszaal, en terwijl hij voor haar bad, was er iets als een vleermuis dat haar verliet. Later in dat jaar (1962) in Shreveport, op het ontbijt tijdens de samenkomsten daar, schreef Broeder Branham een briefje en liet het Billy Paul naar de tafel brengen waar we zaten. Hij wou met ons lunchen en spreken over zijn verhuis naar Tucson. Zo gingen we lunchen, en toen vroeg hij ons om voor hem naar een huis te zoeken. Ongelooflijk, er werden ons geen richtlijnen gegeven in ons zoeken naar een verblijfplaats voor Broeder Branham en zijn familie. Er waren geen instructies over het aantal slaapkamers en de prijs. Ik denk dat hij wist dat we conservatief waren, gewone mensen, en we zo goed mogelijk zouden oordelen. Ik geloof dat hij en Zuster Branham blij waren met wat we voor hen gevonden hadden. Het was wonderbaar om hen hier te hebben. Ze kwamen aan een vrijdagavond, op 4 januari. Toen we hen bezochten, ging Broeder Branham niet zitten. Hij stond alleen maar in de hoek van de eetkamer en praatte. Hij was over vele dingen bezorgd en zei: “Iets groots staat op het punt te gebeuren.” Hij nam enkele stappen, strekte zijn armen uit en zei: “En ik bedoel iets werkelijk groots staat op het punt te gebeuren.” Dat was net voor de zegels werden geopend.

Zuster Branham wou altijd dat ik met haar meeging naar de dokter, ze zei dat ze zich nooit kon herinneren wat hij tot haar zei, omdat ze zo zenuwachtig was. Het was de dag voor ‘Thanksgiving’, en Broeder Branham was toen in Shreveport. Toen de doctor haar zijde aanraakte, en zei: “Ik kan u verzekeren, Mevrouw Branham, er is niets.” Het was exact wat Broeder Branham sprak op de band ‘Zie op Jezus’.  Ik was daarbinnen met haar en ik hoorde wat de doctor zei. De tumor was weg. De volgende dag, ‘Thanksgiving’, kwamen Sarah, Joseph en Zuster Branham ons bezoeken. Zuster Branham was werkelijk rustig. Ik had haar nog nooit zo blij en ontspannen gezien, net een nieuw persoon. Het was zo wonderbaar haar op die wijze te zien. Ze had voordien veel lasten en voelde zich niet goed, maar die dag voelde ze zich uitstekend.

William Branham en Gene Norman in 1956, Prince Albert, Canada
William Branham en Gene Norman in 1956, Prince Albert, Canada

Broeder en Zuster Branham gedroegen zich als beste vrienden. Zij was een speciaal persoon. Ze hield ervan te lachen, en een goede tijd te hebben. Hij hield ervan haar te plagen. Ze was wijs, en had veel intuïtie. Ze liet zich niet in met nonsens. Ze was geestelijk en goedhartig. Ze zei dat ze nooit vast kon slapen als Broeder Branham weg was, ze lag gewoon en zag de klok rondgaan, de hele nacht. Maar wanneer hij thuiskwam sliep ze als een blok, en herstelde. Het was een eer bij hen te zijn. Je werd er nooit aan gewend. Hij hield van gemeenschap, en vele keren belde hij ons en zei: “Laten we naar Furrs cafetaria gaan eten vanavond.” Natuurlijk hielden we daarvan! En misschien realiseerde hij zich dat wij terughoudend waren hem te bellen, zo wachtten we op hem om ons te bellen. Ik herinner me een keer, nadat we uit eten waren, dat we bij ons thuis voorreden en gewoon in de auto voor een tijdje met elkaar zaten te praten. Hij zei dat hij interviews had die dag, en hij sprak over iemand van Californië die bezorgd was achter te zijn met zijn tienden. Gene had een suikergoedhandel, en we betaalden onze tienden eens per jaar. Ik zei geen woord toen Broeder Branham aan het spreken was, maar ik vroeg me af of we daar goed aan deden eenmaal per jaar te betalen. Opeens keerde hij zich naar mij en zei: “Het is goed, Zuster Norman, als je eens per jaar je tienden wilt betalen.”Dat is hoe het was als je bij hem was. Je wist nooit wat er zou gebeuren. De Heer had hem zojuist getoond wat ik aan het denken was! Ik weet niet wat het zou geweest zijn als je geen zuiver geweten had.

Mijn tandarts was in Mexico, net over de grens in Nogales. Op een dag belde Broeder Branham en zei dat hij wist dat ik daarheen moest die dag om iets te laten doen, en dat hij en Zuster Branham met Gene en ik wilde meegaan, om ons daarheen te brengen. Dit was de week na de genezing van Zuster Branham. Hij wou voor ons iets doen, omdat wij haar naar de doctor hadden gebracht. Zo was hij. Je kon hem niet vatten.

Mensen hebben me gevraagd: “Wist je dat hij een profeet was de eerste keer dat je hem zag?” Ik zeg: “Ja, en meer dan dat. We twijfelden nooit, niet een keer. Dat is waarom we eruit konden komen op zijn woord alleen, en nooit dachten ooit ergens anders naartoe te gaan.

Gene Norman met William Branham tijdens een jachttocht op Sunset Mountain
Gene Norman met William Branham tijdens een jachttocht op Sunset Mountain